64 doorgestane ellende en het weerstandsvermogen, van het laatste het materieel de deugden en gebreken. Wij zullen hieronder onze doctoren zelf laten spreken, ons intusschen veroorlovende, daarbij achterwege te laten, wat gevoegelijk hier kan worden gemist. le. De officier van gezondheid van de rechtercolonne Engel. Ik nam op den 25en December 1875 de mij toegevoegde ambulance over, bestaande uit een hospitaalpersoneel van 8 man, 60 dwangarbeiders met 3 mandoers en 1 Europeesch opzichter, benevens 25 tandoes, 1 ambulancekist, 2 veldverbandtasschen en eenige ververschingen. Wij rukten den 26en December uit en kwamen om 10 uur 's morgens in het bivouak aan. Wij hadden één gekwetste, die met eenige zieken naar den kraton terugging. Gedurende het transport dier militairen werd mijn ziekenoppasser Timmer gewond. Den 29en December rukten wij tegen Djempit op; gedurende het gevecht verbond ik eenige gekwetsten, die des middags met eenige koortslijders naar Kota-Radja werden geëvacueerd Den 30en bij Adjoen en Lam-Hassan kreeg ik 6 gekwetsten en in den loop van den dag nog eene zwaar gewonde oude Atjehsche vrouw en een ouden Atjeher, die des avonds allen naar den kraton werden gebracht. Den 31en December trokken wij Pakan-Badak binnen; een 50-tal zieke militairen vertraagden niet weinig den marsch der ambulance. Den 2ea Januari maakte ik met 6 tandoes een verkenningstocht mede naar Sinangri en Oleh-leh, de n daaropvolgenden dag met 3 tandoes een naar Bital en den 5en dier maand met 6 tandoes een naar de kloof van Beradoean. Van Beradoean keerden wij terug met 1 gesneuvelde en 2 licht gekwetsten. Den llen Januari toog ik met 6 tandoes naar Lam-Pagger, waar een post moest worden opgericht. Inmiddels hadden de te Pakan-Badak verzamelde ambulances een regelmatigen ziekendienst ingericht en had de eerste groote evacuatie van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 79