69 wordt. Hier sneuvelt de kanonnier Langenhoek, de luitenant der mariniers Ahn schot door de dij, 1 marinier licht gewond, 1 Madu- reesch soldaat schot door het hoofd met gedeeltelijke verbrijzeling van het been, de kogel nog in het voorhoofdsbeen klemmende, wordt door dr. Kunert en mij verwijderd, een ander Madureesch soldaat schot door de hand en de Europeesche fourier Schön schot door de voetzool, waarmede hij zich eerst ziek meldt na nog 2 uur lang geloopen te hebben, de beenderen van den voet zijn echter niet geraakt. Nog 2 Atjehsche vrouwen worden hier verbonden, die met de overige gekwetsten en zieken naar Kota-Radja worden geëvacueerd. De boschrijke kampong, voorzien van goed drinkwater, biedt een goed bivouak aan. Den volgenden morgen, 31 December, bereiken de vereenigde colonnes Pakan-Badak. Passer met groote woonhuizen, voor bivouak zeer geschikt, drink water zeer goed, de groote menschenmassa put echter de bronnen uit, zoodat het water spoedig troebel wordt. De ongewone leefwijze doet het ziektecjjfer klimmenkoortsen, zoo gastrische, bilieuse als tusschenpoozende, benevens diarrheën nemen langzamerhand toe. Den volgenden morgen wordt uitgerukt onder majoor van Teijn, geen tegenstand; een jonge Atjeher en eene oude vrouw, die den vorigen dag een schot in de dij bekwam, opgezonden naar Kota-Radja. Den 3ea Januari naar Djempit, gezondheidstoestand aldaar niet gunstig; den 4en de Inlandsche kanonnier 2e klasse Ronowidjojo licht gewond door matten kogel tegen de heup, des middags 151 zieken naar den kraton gebracht. Ik geleid zelf dit transport, dat door den modder over Senangri, Soerian, Poe-oe en Poengej-Blang-Tjoet vier uur noodig heeft, om Kota-Radja te bereiken. De gezondheidstoestand verslimmert, vooral onder de koelies komen sterfgevallen voor, de dwangarbeiders hebben over het algemeen weinig weerstandsvermogen. Den volgenden dag, luitenant-kwartiermeester Tujjnenburg met 6 minderen, die niet langer kunnen volgen, naar het hospitaal.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 84