HET INDISCHE LEGER ONDER HET MINISTERIE VAN OORLOG. (Vervolg van blz. 29.) Slot. De Minister van Oorlog zeide in December 1884, dat het Koloniaal "Werfdepot te Harderwijk „de laatste organieke band" is tusschen de legers in Nederland en in Indië. Die meening was toen reeds en is thans zooveel te meer onjuist. Het Indische leger is door het Ministerie van Koloniën in zake aanvulling en vorming grootendeels afhankelijk gemaakt van den Minister van Oorlog. Meer dan vol doende is door twee Indische officieren, beiden oud-adjudant van meer dan één Commandant van het Indische leger, de Wijs in „De aanvulling van het Nederlandsch-Indische leger en de gevolgen van onvoldoende aanvulling", Nieuwenhuijzen in „Het stelsel der militaire instellingen voor het Indische leger", aangetoond, hoe, vooral gedurende den Atjehschen oorlog, de bronnen van aanvulling voor dit leger, behalve onvoldoende, wisselvallig en van militaire belangen in Nederland afhankelijk zijn; belangen, die op een ge geven oogenblik de belangen van het Indische leger kunnen tegenwer ken, omdat de krachtige en kundige leidende hand in het samenstel der „Regeering" gemist wordt, die de Ministers van Oorlog en van Koloniën, waar het identieke quaestiën betreft, in hetzelfde spoor houdt (1)belangen, zoozeer afhankelijk van de persoonlijke inzichten van autoriteiten, die geene verantwoordelijkheid dragen voor den toestand van het Indische leger en de Indische landsverdediging. Welnu, indien deze feiten op eene groote organieke fout wijzen, Dl. 11, 1896. 7 (1) A. W. P. Weitzel, De militaire pensioenen der land- en zeemacht zoowel in Nederland als in Indië. „De wetgevende macht en de ministeriën van landsverdedi ging", Indisch Militair Tijdschrift, 1879.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 104