93
Deze eisch werd reeds in 1830 door den generaal van den Bosch
gesteld, doch het heeft Indië tot dusver aan instellingen ontbroken,
om aan dien eisch te kunnen voldoen. Geen wonder. Het zou van
een Minister van Koloniën, die de daartoe vereischte vakkennis ten
eenenmale mist, al te veel gevergd zijn, in deze richting eenig orga
niseer end talent te ontwikkelen. Men stelle zich eens voor, dat
Ministers van Koloniën, als: de Heeren Trakranen, Hasselman, van
Bosse, Alting Mees, van Bloemen Waanders en Mackay aan het
werk waren getogen om het Indische leger te „reorganiseeren"
Was het dan niet beter, dat zij maar niets deden? Niet hun is het
te wijten, dat zij, evenals zoo menig voorganger en opvolger, voor
dat leger niet veel meer hebben kunnen doen dan knutselen, evenals
het zoo menig Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, „Opperbe
velhebber van de in Indië aanwezige landmacht en zeemacht," niet
kwalijk te nemen is, dat hij niet de minste notie bezit van militaire
zaken (1)maar wel is het ongerijmd, dat de Commandant van het
Indische leger, die aan het hoofd van eene krijgsmacht van 30000
man staat, geadministreerd en „gemassregelt" wordt door de Alge-
meene Secretarie in Indië, den civielen staf of het kabinet van den
Gouverneur-Generaal, en door het Ministerie van Koloniën. Ware
het Indische leger onder den Minister van Oorlog gebleven, dan zou
het niet hebben kunnen gebeuren, dat tusschen 1860 en 1870 een
commies der Algemeene Secretarie het stelsel van verdediging tegen
een buitenlandschen vijand voor Indië uitwerkte; dat de Leger
commandant, die in 1875 een voorstel deed tot aankoop van een
schietterrein voor de artillerie tusschen Batavia en Buitenzorg,
van den Gouverneur-Generaal ten antwoord kreeg, dat de noodzake
lijkheid daarvan niet werd ingezien, want dat de artillerie in Atjeh,
tegenover den vijand, het schietterrein bij uitnemendheid bezat;
dat in 1876 een referendaris der Algemeene Secretarie, oud-
(1) Toen Mr. C. Pijnacker Hor dijk als Gouverneur-Generaal in Indië kwam, dacht
hjj, in zijne tcespraek tot het leger, dat de Indische officieren tot het Nederlandsche
leger behoorden. De Vice-President van den Raad van Indië Andrée Wiltens maakte
hem op die font minzaam opmerkzaam. De Heer Hordjjk was toch Minister van
Binnenlandeehe Zaken geweest en liet hij zjjne komst te Batavia bljjken, dat hij de
kf merdebatten over het Regeeringsreglement gelezen had.