98
rijk en de meeste ontstonden door de maatregelen, door ons in het
belang der pacificatie van dit land genomen. Ik noem slechts de
scheepvaartregeling. Ook ter voorkoming van nog ernstiger conflic
ten met Engeland is het dus geen koloniaal, maar een staatsbelang,
dat de Atjehsche oorlog zoo spoedig mogelijk, na den drie én twin
tigjarigen strijd, door ons beëindigd worde Niet alleen onze B vrij
zinnigheid," maar ons verstand zegt ons, dat daarmede internationale
belangen gemoeid zijn. Door Groot-Atjeh op een paar punten na
te ontruimen, dat wij in 1874 tot een deel van ons grondgebied
hebben verklaard, en ons verder te bepaleu tot de bezetting van
eenige kustplaatsen en de toepassing dier scheepvaartregeling, maken
wij van al die plaatsen zeer kwetsbare punten en blijfc de oorlog
voortduren met al de daaraan ook voor het buitenland verbonden
nadeelen. De tractaten van 1824 en 1871 leggen Nederland de
verplichting op, de zaken in Atjeh in orde te maken. Voor zooveel
de militaire belangen van den staat daarmede gemoeid zijn, verdient
het m. i., na alles wat met Atjeh sedert 1873 gebeurd is, alle aan
beveling, ook den Minister van Oorlog in de leiding der krijgsver
richtingen aldaar te betrekkeu. Zal hij dat met kenuis van zaken en
met het besef zijner verantwoordelijkheid doen, dan moet het In
dische leger onder het Ministerie van Oorlog worden gebracht. Die
leiding is thans bij den Gouverneur-Generaal.
Het kan tevens niet anders dan in het belang der Indische lands
verdediging zijn, dat het Indische leger onder den Minister van Oorlog
komt. Na alles wat over het stelsel van verdediging in Indië tegen
een buitenlandschen vijand is gepubliceerd, behoeft het geen betoog,
dat dit stelsel niet door een Minister van Koloniënmaar wel door
de Ministers vau Oorlog en van Marine, op de voordrachten van de
Commandanten van het leger en de zeemacht in Indië gehoord de
Gouverneur-Generaal en de Minister van Koloniën, de eerste voor
de politiekede tweede voor de financieele quaestie moet worden
ontworpen. Zóó zal men eindelijk tot de beste oplossing van het
vraagstuk komen, omdat ieder der hier genoemde staatsdienaren
binnen den kring zijner kennis blijft, 't Is waar, méér dan één
Minister van Oorlog is na 1830 op de Indische defensiestelsels ge
hoord, méér dan één bekwaam generaal van het leger in Nederland