101
tot stand gekomen. De officieren en overige thans in die legers
dienende vrijwilligers moeten tot het einde van hun dienstverband in
hunne eenmaal verworven rechten en hun opgelegde plichten gehand
haafd blijven. Eerst langzamerhand en zeer geleidelijk vorme men een
officierskorps en Europeesche vrijwilligers om in en buiten Nederland
te dienen. Is het in 't belang der werviug, dan behoude men twee
categorieën van vrijwilligers boven de zooeven genoemde: Europeescbe,
die alleen in Nederland en Europeesche, die alleen in de Koloniën
willen dienen. De Staat moet m. i. al het mogelijke doen, zoowel bij
de bestaande gebrekkige organisatie zijner strijdkrachten in Nederland
als bij eene toekomstige invoering van den persoonlijken dienstplicht,
om het bepaalde getal zijner beroepssoldaten op compleet te houden.
In de tijden, waarin wij leven en het socialisme en de anarchie moeten
bedwingen, mocht er wel wat méér aan gedacht worden om de vrij
willige dienstneming in Nederland met het oog op onzen binnenlandsehen
vijand aanlokkelijker te maken. De beroepssoldaat is weder in waarde
gestegen. Laten wij hem in eere houden, zooals wij dat onze politie
doen en zooals onze regeering dat van 1813 tot 1829 heeft gedaan,
toen zelfs regimenten vreemdelingen in het leger in Nederland hebben
gediend, waarvan de laatste korpsen, tenge volge van den aandraag van
leden der Staten-Generaal uit de Zuidelijke Nederlanden, in laatst
genoemd jaar ontbonden werden. Die kamerleden wisten wel wat zij
deden Had de regeering in Augustus 1830 nog over de drie regimenten
Zwitsers trouwe soldaten kunnen beschikken en deze met den
generaal van Saxen Weimar naar Brussel gezonden om onmiddellijk op
te treden, België en Nederland waren wellicht nog vereeuigd. Vreemde
troepen zullen wel nooit meer in Nederlandschen dienst worden geno
men en dat is ook beter van niet. Wij moeten ons zeiven ve rdedigen,
maar wij kunnen eene flinke kern van landsverdedigers, d. z. onze
vrij willigere, niet missen. Niet, omdat onze miliciens in tijden van
binnenlandsche beroeringen niet flink tegenover onruststokers zouden
optreden, dit is tot dusver gelukkig nergens gebeurd, maar omdat er
's winters, wanneer tengevolge van gebrek aan werk, de meeste
ongeregeldheden gebeuren, de militie voor het grootste gedeelte thuis
is en ons leger in Nederland zoo zwak is, dat er te weinig s oldaten
onder de wapenen zijn om op een gegeven oogenblik zonder lang te