104
zal na verloop van tijd een geheel anderen toestand in het leger in
Nederland krijgen dan de tegenwoordige is. Deze is met een paar
woorden te omschrijven. Het leger in Nederland mist practijkmaar
wat erger is, bij vele officieren van dat leger bestaat het denkbeeld,
dat de Indische practijk voor hen van weinig waarde is. Dit denk
beeld is na den oorlog van 18701871 ontstaan. In Frankrijk
beweerde men, dat de Fransche troepen, die gedurende veertig jaren
in Algerië zoo roemrijk gevochten hadden, het Fransche leger
„bedorven" en daarin „verkeerde traditiën" gebracht hadden. Op de
Nederlandsche Stafschool en latere Krijgsschool en Hoogere Krijgsschool
is de maarschalk de Mac Mahon door meer dan een luitenant in
diens schriftelijk werk afgemaakt, niet onwaarschijnlijk met de gemoe
delijke overtuiging, dat de door dezen aanvoerder in dien oorlog
gemaakte fouten grootendeels een gevolg waren van de door hem in
de Koloniën doorloopen school. Deze dwaling moet bestreden worden.
Terecht schreef een Belgisch generaal in 1880: „C'est une erreur de
croire que les grandes guerres de l'Europe puissent seules être fertiies
en enseignements militaires valables." Gerust mag men zeggen, dat
de officier van het leger in Nederland na eenige jaren dienst in Indië
zijne kennis en ervaring vermeerderd, zijn blik ruimer gemaakt en
zijne energie ontwikkeld heeft. „La guerre, partout oil elle se fait,
est toujours la guerre." Yoor den aanvoerder in Nederland kan het
geene onverschillige zaak zijn, dat hij als subaltern officier den oorlog
in Indië heeft medegemaakt, die groote leerschool voor de ontwik
keling van initiatief, moed en omzichtigheid. „Quel que soit le théatre
d'une lutte, quels que soient les combattants, leur civilisation, leur
nombre, leurs moyens d'action, il y a entre toutes les campagnes ce
facteur commun: l'homme en face du danger" (1). De veldheerskunst
moge den hoogeren bevelhebber in Europa grootere eischen stellen
dan zijn collega in de Koloniën, het kleine Nederland mag nimmer
vergeten, dat de eischen, die het altijd aan zijne militaire bevelheb
bers in de Koloniën stelt om een exotisch volk met eane geringe
troepenmacht aan zijn gezag te onderwerpen, zéér hoog zijn en van
hen nog andere dan militaire talenten en eigenschappen vorderen,
(1) Baron Lahure, Les Indes Orien tales Neórlandaises, eto., souvenirs, Bruxelles,
Mucquardt.