106
in Engeland! Daar kan men als het ware aan het gezicht en den
opmarsch van den officier, en trouwens van den onderofficier niet
minder, zien, dat hij de snaren voelt van de achting en den eerbied
van het volk voor het leger. Toch kon de sympathie van ons volk
voor zijn leger op méér wijzen dan op de casino's, waar onze lui
tenants de harten onzer rijke burgerdochters stelen, en op de eerlijke
verkeeringen van onze knappe dienstmaagden met verleidelijke
hussaren en rijdende artilleristen. Geestdrift was er voor ons leger
onze vrijwilligers en onze schutterij in 1831 en later, toen het volk
zag wat dat leger deed en zijn polsslag voelde; geestdrift zou er
weêr ontstaan en wellicht voor altijd blijven, indien het volk weêr
zag, dat zijn leger wat meer deed dan het in de laatste zestig jaren
heeft kunnen doen. De gelegenheid daartoe bestond ruimschoots op
het uitgestrekte oorlogsterrein in onze Koloniën, het terrein van actie
vol afwisseling! Onze fondamenteele wetten en onze militaire instel
lingen boven alles, hebben echter die gelegenheid niet willen exploi"
teeren. Zij schiepen in een Staat, die zoo met zijne beperkte mili
taire middelen moet woekereo, twee geheel buiten elkander staande
legertjes, waarvan het eene tot vegeteeren gedoemd werd en het
andere aan het volk onbekend bleef, maar in zijne schatting aange
vuld werd uit het schuim aller natiën. Die wetten en instellingen
hebben weinig gedaan tot aankweeking van esprit militaire bij een
uit traditie anti-militair volk, dat een eeuw geleden uitgestrekte
Koloniën door het staatsbestuur van eene handelscompagnie in beheer
en verantwoording liet overnemen en haar dus door eene voldoende
krijgsmacht moest verdedigen. Zij, die ons die wetten en instel
lingen hebben gegeven, zagen voorbij, dat het slechts de waarde
van het leger in Nederland kon verhoogen, wanneer dit aan den
oorlog in de Koloniën had kunnen deelnemen; want, zooals von
Moltke aan Bluntschli schreef, de edelste deugden van den mensch
komen door den oorlog tot ontwikkeling: moed en zelfverloochening,
plichtsbetrachting en zelfopoffering; deugden, die in onzen tijd van
tuchteloosheid en materialisme zooveel moeilijker in vredeslegers
als het Nederlandsche aan te kweeken zijn.
Terecht schreef de Belgische generaal Lahure: „Ce sont les Gou-
vernements qui, par inadvertance et par oubli des legons de 1' expé-