108
ping aller Nederlanders om zich aan de betrokken hooge belangen
toe te wijden, er goed en bloed voor veil te hebben, geen woord" (1).
Een ander groot voordeel voor het leger in Nederland, wanneer
na verloop van tijd één officierskorps ontstaat, dat in Nederland en
in de Koloniën moet dienen, zooals het officierskorps der Koninklijke
Nederlandsche Marine, is, dat de officier van het leger in Neder
land een beter avancement dan het bestaande krijgt. Behalve voor
enkele bevoorrechten, die bij den Generalen Staf dienen of
dienden, is het bestaande avancement, ook in vergelijking bij dat
der officieren van de marine, traag. Het is voor de belangen van
het leger en van den Staat onvermijdelijk noodig, dat het personeel
der krijgsmacht een goed avancement geniete. Een goed avancement
is een der hoofdvoorwaarden tot het bezitten van een goed leger;
eene waarheid, die bij de organisatie van elk leger in het oog moet
worden gehouden. Geschiedt dit niet, dan wordt allengs alle ambitie
uitgedoofd, en men blijft dienen omdat men niet anders kan. Behalve
het ontmoedigende, wat daarin gelegen is, vloeit er uit voort, dat de
meeste officieren te oud worden om nog met voldoende geestkracht
in de hoogere rangen te kunnen optreden. Het spreekt van zelf, dat
de organisatie niet enkel een middel mag zijn tot het verkrijgen van
een goed avancement; zij moet, waar het kan, met de daarop bestaande
rechten rekening houden en wat zij niet vermag, moet overgelaten
worden aan de wet op de bevordering, het ontslag en de op non-
activiteitstelling en aan de pensioenwet. De eerste wet moet zorgen,
dat de rechte man op de rechte plaats kome, al zou dit ook door
de organisatie niet worden teweeg gebracht, en de tweede wet heeft
tot taak, dezulken schadeloos te stellen, die, in weerwil vaD ijver en
bekwaamheid, door welke oorzaken dan ook, verhinderd worden tot
een betamelijken rang op te klimmen. (2)
Een officierskorps, dat in de Koloniën en in Nederland moet dienen,
moet een korteren diensttijd en een hooger pensioen hebben. Dit,
(1) Onze Indische financiën, lie deel. Na de ramp, die ons in 1894 op Lombok
trof, wa8 van zoodanige oproeping evenmin sprake. Gelukkig was de werving voor
het Indische leger toen productief en de geestdrift grooter dan in 1873 en 1874.
(2) A. W. P. Weitzel. De organisatie bij de wet onzer strijdkrachten te land.