109
gevoegd bij de grootere sterftekansen en kansen voor invaliditeit in
de Koloniën, tengevolge van de aldaar gevoerd wordende oorlogen,
zal maken, dat het verloop bij het officierskorps in Nederland veel
grooter zal worden dan tegenwoordig het geval is. Het avancement
zal daardoor veel beter worden. Men krijgt jeugdiger personen in
de hoogere rangen; een groot voordeel, dat thans alleen door bevor
deringen bij keuze kan verkregen worden, schier uitsluitend het deel
van hen, die tot den Generalen Staf behooren of behoord hebben.
Id een leger echter, dat sedert zestig jaren de practijk van den oor
log niet kent, kunnen zulke buitengewone bevorderingen moeilijk op
iets anders dan op goede studiën gebaseerd zijn. Nu leert de prac
tijk, ook bij het leger in Indië, dat er nog wat méér komt kijken
dan goede studiën om een goed chef te mogen worden genoemddat
daarvoor o. m. karaktereigenschappen worden gevorderd, die in de
school des levens en in die der practijk van het leger veel meer
gewicht in de schaal leggen dan goede studiën aan de Hoogere
Krijgsschool, maar die zich in een vredesleger als dat in Nederland
eenvoudig niet kunnen ontwikkelen, dus ook niet beoordeeld kunnen
wordeD. Het gebrekkige van zulk een stelsel van bevordering springt
duidelijk in het oog. In het leger in Nederland, dat een officierskorps
bezit, minstens even goed, d. i. wetenschappelijk onderlegd als het
Duitsche of Fransche, vindt men ook menig officier, die goede stu
diën buiten de Hoogere Krijgsschool heeft gemaakt en die niet tot
den Generalen Staf behoort of behoord heeft. Niet alleen zijn er
jeugdige stafofficieren, maar ook en bij alle wapens jeugdige batal
jons- en regimentscommandanten en jeugdige generaals noodig.
Doet men keuzen, die in den regel door niets dan door de goede
studiën en den leeftijd van den bevoorrechte worden gewettigd, dan
zijn ontevredenheid en eeD slechte geest in het leger er de gevolgen van.
Het staatsbestuur heeft tot dusver ook te weinig gedacht aan het be-
laDg, dat de Staat heeft om den officier van het leger in Indië niet te lang
in Indië te laten dienen. Het staatsbelang toch vordert bestendig, „dat
het lichaam der Indische ambtenaren en officieren zooveel mogelijk besta
uit personen, in het moederland opgevoed en gevormd, niet alleen
omdat het moederland meer dan Indië gelegenheid aanbiedt tot ver-