110 krijging van wetenschappelijke kennis, beschaving en van de voor bereidende kundigheden in den bekwamen ambtenaar en officier vereischt, maar ook, omdat de op den vaderlandschen grond doorge brachte tijd liefde voor en gehechtheid aan dien grond doen geboren worden, en herinneringen nalaat, die den band daarstellen, welke steeds tusschen de beide landen krachtig behoort te bestaan, ter voorkoming eener onderlinge vervreemding, welke in de eerste plaats op Nederland nadeeligen invloed hebben zou" (1). Dat men „voor het behoud van den band tusschen de Koloniën en het moederland zich niet te zeer verlate op de omstandigheid, dat de ambtenaren Nederlanders zijn, is mede plichtmatig. Men ontveinze het zich toch nietwie Nederland verlaat om in deze gewesten eene ambtelijke loopbaan te volgen of langs anderen weg in zijn levensonderhoud te voorzien, zal in den aanvang immer zijne sympathie schenken aan het moederland. Maar langzamerhand verandert dit. De banden, die hem aan Nederland verbinden, verzwakken en maken plaats voor betrekkingen, die hier zijn aangeknoopt, voor sympathieën, die in belaDgen van het oogenblik een gestadig voedsel vinden. Onwille keurig veranderen de denkbeelden en geheel onbewust geeft men toe aan de neiging om de belangen der kolonie boven die van den moe derstaat te stellen" (2). Het Indisch officierskorps kan staatkundig tot 3 categorieëa wor den teruggebracht: 1. zij, die in Nederland opgevoed werden, 2. zij, die in Indië opgevoed werden, 3. de vreemdelingen (Duitschers). De middelen, waarover de staat beschikt om zijne officieren in Iadië Nederlander te doen worden of te doen blijven, zijn o. m.: a. de verloven naar Europa, b. de detacheeringen bij het leger in Nederland. De verloven en detacheeringen zijn in dit opzicht een goed middel. Het staatsbestuur verleende vroeger het gewoon verlof, d. i. niet voor ziekte, na een minimum verblijf in de Koloniën van 12 jaren, (1) Cornets de Groot, Over het beheer onzer Koloniën. (2) Mr. P. Mjjer, Rede bij de overgave van het bestuur van Ned.-Indië aaa Mr. J. Loudon, 1872.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 127