IN M E M 0 R I A M.
Met diep leedwezen zal de onverwachte tijding van het over
lijden van den Generaal-Majoor J. J. K. de Moulin, niet alleen in
het leger maar voorzeker ook door velen daarbuiten, ontvangen
zijn. Immers, verliest het leger in hem een hoogst verdienstelijk
en kundig officier; een officier van wien voor de toekomst
nog veel verwacht mocht worden; door zijne uitmuntende
eigenschappen van hart en verstand had hij zich ook als
mensch de algemeene achting weten te verwerven en telde
hij ook buiten het leger vele vrienden.
Een kort overzicht van 's generaals eervolle, helaaste voeg
afgesneden loopbaan, moge in dit tijdschrift een plaats vinden.
Den 13en December 1845 te Maastricht geboren, trad
Jan, Jacob, Karei de Moulin reeds op 15-jarigen leeftijd in
Nederlandschen dienst als cadet bij de Koninklijke Militaire
Academie, voor het wapen der artillerie in Oost-Indië, bij welk
wapen hi] ongeveer 4 jaren later, n.l. den 10eu Juli 1865 tot
2en luitenant werd aangesteld. In den loop van 1866 naar
Indië vertrokken, viel hem daar betrekkelijk spoedig de
onderscheiding ten deel van tot instructeur bij de Militaire
School te Meester-Cornelis te worden benoemd, in welke
betrekking hij, ook na zijne bevordering tot len luitenant op
24 October 1869, tot het einde van 1871 bleef continueeren.
Bij zijn wapen teruggekeerd nam hij, eerst als luitenant, in
1878 en '74, daarna als kapitein, tot welken rang hij den 10en
Maart 1876 bevorderd werd, in 1876 en '77, deel aan de
krijgsverrichtingen tegen Atjeh en werd hem in April 1879
een tweejarig verlof naar Europa tot herstel van gezondheid
toegekend.