Yol ambitie voor den eenmaal gekozen werkkring, maakte de kapitein de Moulin zich dien verloftijd ten nutte, om zich verder te bekwamen, door den cursus voor tactische studiën aan de IIe Afdeeling der Krijgsschool to 's Gravenhage te volgenen dit met het meeste succes, zooals moge blijken uit de omstandigheid, dat hij den 10en April 1882 in Indië teruggekeerd zijndereeds den 22en van diezelfde maand bij den Generalen Staf werd overgeplaatst. Als stafofficier was hjj gedurende ruim een jaar bij het hoofdbureau werk zaam, waarna hem den 29en Mei 1883 de betrekking van Chef van den Staf in de le Militaire Afdeeling op Java werd opgedragen. In 1885 maakte de Moulin's gezondheidstoestand op nieuw een verlof naar Europa noodzakelijk; doch ook thans zou dat verlof voor hem niet als voor zoovele anderen uitsluitend een tijdperk van ontspanning, maar integendeel, althans voor een groot gedeelte, een tijdperk van inspannenden arbeid zijn. Trouwens dit was geheel overeenkomstig zijne rustelooze, bedrijvige natuur. Daartoe aanbevolen door het Indische legerbestuur, werd hem reeds in 1886 opgedragen, de ma noeuvres van het 12e legerkorps in Frankrijk bij te woneD, na terug komst van welke zending de toenmalige Minister van Koloniën, partij willende trekken van zijne buitengewone werkkracht, den kapitein de Moulin te werk stelde bij zijn onderhebbeud departement. Naar zijn beste vermogen behartigde hij hier zelfs nog geruimen tijd na zijne bevordering tot majoor op 18 October 1887 de belangen van het Indische leger, welke hem zoo na aan 't harte lagen en dit niet alleen tijdens de bureau-uren maar ook daarbuiten. Getuigenis hiervan legt o.a. af de uitgewerkte studie van zijne handDe Infanterie van het Nederlandsch-Indische leger" voorkomende in den jaargang 1887 van het Militair Blad en geschreven naar aanleiding van de destijds verschenen brochure: „De Indische infanterie" van den gepensionneerden kolonel W. A. Coblijn, terwijl uit zijne deelneming aan het debat over de lezing van den gepensionneerden luitenant-kolonel W. E. Yerstege, gehouden in de vergadering der Yereeniging tot beoefening vau de Krijgs wetenschap op den 10en Maart 1888, blijkt, dat de toenmalige majoor de Moulin ook op het gebied der Atjeh-politiek geen vreemdeling was. In het begin van 1889 in Indië teruggekeerd, werd majoor de Moulin aanvankelijk belast met de functie van commandant der artillerie II

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 13