in de 3e Militaire Afdeeling op Java, doch al spoedig in dezelfde functie naar het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden over geplaatst, waardoor hem Je gelegenheid werd verschaft, zich op nieuw door eigen aanschouwing op de hoogte te stellen van Atjehsche toestanden en de door ons daartegenover ingenomen positie. Tot Maart 1891 bleef hij in deze betrekking, waarna hij wederom bij den Gfeneralen Staf werd ingedeeld en bij het hoofdbureau van dien staf te werk werd gesteld. Den 22en Maart 1892 tot luitenant-kolonel bij het wapen der artillerie bevorderd, keerde hij nog geen 3 maanden later bij den Generalen Staf terug, bij welk dienstvak hij sedert, onafgebroken tot kort vóór zijn overlijden, in verschillende rangen en met de meeste onderscheiding heeft gediend. Reeds in het daarop volgende jaar toch den 15en April 1893 werd hij, nog oversee zijnde, met de waarneming der gewichtige betrekking van Chef van den Generalen Staf belast, in welke functie door hem in moeilijke omstandigheden den lande zeer gewichtige diensten zijn bewezen. De uitstekende voorbereiding toch van de Lombok-expeditie was voor een goed deel aan den ijver en de toewijding van den waarnemenden Chef van den Generalen Staf te danken, en de hem daarvoor toegekende Koninklijke onderscheiding, zijne benoeming tot ridder in de orde van den Neder- landschen Leeuw, mag dan ook ten volle verdiend worden geheeten. Tevens zal het na het voorafgaande geene verwondering wekken, dat de Indische Regeering luitenant-kolonel de Moulin den aange wezen persoon achtte, om definitief als Chef van den Generalen Staf op te treden, en hem bij besluit van den 2en September 1894, met gelijktijdige bevordering tot kolonel, tot die betrekking riep. Toen na de verraderlijke overvalling van onze troepen op Lombok, belangrijke versterkingen derwaarts werden gedirigeerd, cm het gele den échec te wreken, werd ook kolonel de Moulin naar het oorlogs- Wrein gezonden, ten einde den opperbevelhebber als Chef van den Staf ter zijde te staan ook hier bleek hij weder „the right man on the right place" te zijn. Ook hier toch gaf hij wederom blijk van de hem eigene voortvarendheid en rustelooze bedrijvigheid, terwijl als vaststaande mag worden aangenomen, dat de goede uitslag der krijgsverrichtingen, de verovering met betrekkeljjk geringe verliezen Ill

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 14