130
voor eene nauwkeurige constructie der kromme is het echter noodig
en voldoende, dat men met 0.05 S50 opklimt.
Indien alle schoten vielen in eene strook, ter breedte van 4 Ss0,
zooals men gewoonlijk aanneemt, dan zou de verdeeliog voor de
afwijking 2 Ss0 samen moeten vallen met het uiteinde der middel-
^Ön) gaande door het gemiddeld trefpunt. In werkelijkheid vallen er
in zulk een strook slechts 99.3°/0 van het totale aantal schoten,
zoodat aan weerskanten van de middellijn nog een kleine sector over
schiet, die wij in de figuur 2 door eene accolade hebben aangeduid.
Blijft de wijzerrand binnen dezen sector stilhouden, dan beteekent
zulks, dat men eene afwijking heeft gekregen grooter dan 2 LS50.
De lezer, die met de inrichting van het toestel Dolleczek bekend
is, zal bereids hebben opgemerkt, dat het denkbeeld, een cirkelrand
alsdus te verdeelen, geenszins oorspronkelijk is. Uit den aard der
zaak achten wij ons verplicht hierop de aandacht te vestigen.
Verder moeten wij nog op eene schijnbare tegenstrijdigheid wijzen,
die op het eerste gezicht eenigszins paradoxaal klinkt. Veronder
stellen wij, dat de verdeelde wijzerrand zoodanig is blijven stilstaan,
dat hij de lijn bedekt, die het gemiddeld trefpunt verbindt met het
middelpunt van den cirkel, dan zal de rand van den tweeden vleugel
samenvallen met het verlangde dezer lijn, waarbij (theoretisch) het
teeken oo behoort te staan. Aaugezieu het nu volkomen onverschil
lig is op welken vleugel men de verdeeling aanbrengc, en men deze
dus even goed op den tweeden als op den eersten had kunnen plak
ken, zoo schijnt hieruit te volgen, dat men bij het toestel evenveel
kans heeft eene oneindig groote afwijking te zullen waarnemen, als
een treffer in het gemiddeld trefpunt.
In werkelijkheid is dit ook zoo, want die kansen zjjn beide on
eindig klein en in eindige maat uitgedrukt gelijk nul. Maar
er is een groot verschil tusschen oneindig klein en oneindig klein.
Zeggen wij, dat de verdeelde wijzerrand eene zekere lijn bedekt, dan
is dit feitelijk eene verkorte uitdrukking voor de meer wiskundige
formule, dat hij valt binnen een cirkelsector met een oneindig
kleinen middelpuntshoek, welke hoek door de bewuste lijn midden
door gedeeld wordt. Deze hoeken, of wat op hetzelfde neerkomt,
de bogen waarop zij staan, zijn nu geenszins voor alle deelen