135 met welke opzethoogte, die het doel io de spreiding van hare schoten omvat, men het vuur openen zal, feitelijk alleen door het toeval wordt beslist, en dat alle liggingen van het gemiddeld trefpunt dier opzethoogte van 2 LS50 vóór tot 2 LS60 achter het doel, a priori als even waarschijnlijk beschouwd mogen worden. Daarom hebben wij in fig. 1 nog eene cirkelvormige verdeeling aangebracht, concentrisch met de spil en gelegen in de ruimte binnen het beginpunt der kromme lijn. Deze verdeeling loopt van 2 LS50 vóói, tot 2 LSso achter het doel. Om nu te bepalen met welke opzethoogte men het eerst schieten zal, heeft men niets anders te doen dan den wijzer rond te draaien en na te gaan boven welke verdeeling de wijzerrand stilhoudt. Het verder gebruik wijst zich als 't ware van zelf aanmen past een voudig de schietregels toe en bepaalt, als het inschieten afgeloopen is, hoe ver het gemiddeld trefpunt van de opzethoogte, die volgens de regels juist zou zijn, nog van het doel verwijderd is. Men leert op deze wijze de fout kennen van het inschieten en door zulks vele malen te doen, kan men zich een oordeel leeren vormen over de deugdelijkheid der schietregels en de gemiddelde fout van het inschieten bepalen. In dit opzicht hebben de theoretische schietoefeningen zelfs veel voor boven de practische; bij deze toch blijlt men omtrent dit laatste geheel in het onzekere en weet men omtrent de ware ligging van het gemiddeld tiefpunt niets. Wil men een vuur nabootsen, waarbij het kanon zoogenaamd terugkruipt, dan heeft men slechts bij eene andere verdeeling af te lezen als die, waarmede men volgens de regels zou moeten vuren. Heeft het grensschieten bijv. geleid tot eene opzethoogte, waarvan het gemiddeld trefpunt 0.3 LS50 vóór het doel ligt, dan leest men nu bij de zes schoten der groep achtereenvolgens af bij de verdee- lingeu T°o*r Y"'^r enz., doch blijft bij het aanbrengen van correctiën handelen, alsof men steeds met de opzethoogte v^o° had geschoten. Men zal in zulke gevallen kunnen zien, hoe jammerlijk de schiet regels ons in den steek laten en dat het dikwijls noodzakelijk is er van af te wijken. b. Regels voor breedte-afwijkingen. Wenscht men ook deze regels te beoefenen, dan dient men in de Dl. II, 1896. 10

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 156