144 Hoe krachtiger het leger, hoe korter de strijd en hoe sneller de beslissing valt. Dit bespaart bloed en geld. Zouden wij het keerpunt genaderd zijn, thans nu de feiten ons zoo ernstig wederom toeroepen Koloniaal bezit steunt slechts op de bajonetten? De linie op Atjeh zal niet worden verlaten, luidt het consigne. Nu, het zal wel niet de bedoeling zijn in die linie te gaan zitten, de gevouwen handen in den schoot. Lijdelijke verdediging is geen verdediging, dat weet ieder. Kriegführen 1st angreifen, daar hebben wij de laatste weken de bewijzen van gehad en ook de vruchten van geplukt. De Atjeher heeft ondervonden, dat wij nog de sterkste vuisten hebben en die ondervinding was noodig, zoowel voor hem als voor ons zelf. Behalve millioenen schats toch die het ons kostte, ondermijnde het rampzalig stelsel van lijdelijken afweer de kracht, de energie, het zelfvertrouwen van het leger. Wij begonnen ten slotte te twijfelen aan eigen kracht, het karak ter lijdt er onder en de leuze blijft niet: „strijden is aangrijpen" doch wordt: „Terug en dekken." Ja, „Kriegführen ist angreifen", doch men onthoude het leger dan ook niet datgene, waaraan het spoedig en dringend behoefte heeft: uitbreiding en betere bewapening. De Inlandsche vijand van heden is niet geheel dezelfde meer als die van voor 2550 jaar en vooral de Atjeher niet, die gedurende een kwart eeitw de Hoogste Krijgsschool bijwoonde en door een ondoorgrondelijke wijsheid voor een goéd deel door ons zelf bewa pend werd. Maar zijn ook wij nog dezelfden met onze jonge soldaten, met onze te zaam gescharrelde bataljons? Aan dapperheid en doodsverachting ontbrak het voorzeker niet en daarvoor werd en wordt verdienden lof toegezwaaid, doch wij mogen ons niet blind staren op het held haftig gedrag van den enkelen man, van een compagnie, van een bataljon! Wij mogen ons niet laten bedwelmen door den wierook, ontstoken ter eere onzer dappere soldaten; hij die verder denkt, vrage zich koel van hootd af: Wat hebben we gedaan?...

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 165