145
Het antwoord op deze vraag luidt:
Wij hebben ten koste van groote inspanning de helft van ons
veldleger noodig gehad, om een Inlandschen vijand weg te jagen van
voor de poorten van Kota Radja, waar reeds bijna een kwart eeuw
onze vlag waait; en om zooveel troepen in het veld te kunnen brengen
en eenigen tijd te houden, moeten wij de andere helft van ons leger
voortdurend aanspreken en weder aanvullen, hetgeen de slagvaardig
heid daarvan niet ten goede komt.
De feiten leeren ons, hoeveel sterker de Inlandsche vijand geworden
is; het leger is door bovenmatige inspanning verzwakt en onze toe
komst op Atjeh zal dus niet zonder zorgen zijn.
En juist de overtuiging, dat het niet zoo behoefde te wezen, is
bedroevend want nog eens als er geld was om een stelsel te bekos
tigen zooals het in de laatste jaren gevolgde, dan waren er ook
ruimschoots de middelen om het leger voldoende op kracht te brengen
en den Atjeher te onderwerpen langs den eenigen weg, die ons aan
het doel brengt: Vrees voor onze macht.
„De goede weg wordt door de menschen eerst dan gevolgd, als
„alle andere wegen halsstarrig beproefd zijn," zeide Adam Smith of
een ander.
Zou thans de beurt komen aan „den goeden weg?"
Senda.