148 aan te teekenen. Mocht de redactie het wenschelijk achten mijn open brief op te nemen, dan werd haar daartoe echter volledige vrijheid gelaten. Die wenschelijkheid heeft de redactie aanwezig geacht. Thans „het verzochte onderhoud" en het niet-lezen van the Chitral Campaign. Den 2ea Januari was ik op een officieel feest en ontmoette daar toevallig in een der salons den Heer Pop. Daar ik niet schroomde hem onder de oogen te treden en het mij zelfs niet onwelkom was hem nog mede te deelen, hoe ik de zaak verder behandeld had, sprak ik hem aan. In een twintigtal minuten, nog onderbroken door de begroeting van een paar kennissen, welke den ernst van ons gesprek niet vermoedden, en gedeelteljjk gegeven aan de zaak niet betreffende onderwerpen, werd het een en ander behandeld, dat in den open brief van N°. 6 van den Militairen Spectator te vinden is, waarin echter ook veel voorkomt, toen niet aangeroerd. Zoo is het waar, dat ik zeide „the Chitral Campaign" niet gelezen te hebben, maar dit werk is toch niet het eenige over die expeditie en bovendien liep de quaestie daarover niet, maar over „de Engelsche expeditie tegen Chitral in 1895, beschouwd in verband met den oorlog van Neder land tegen Atjeh, door Miles", en voornameljjk over de m. i. onheusche aankondiging van dit werkje in den Militairen Spectator. Wat verder niet in den open brief van den hoofdredacteur staat, is, dat ik hem toen stipt medegedeeld heb, wat ik verder heb gedaan en dat hij daarin niet slechts geen reden scheen te vinden tot afkeuring, maar dat hij, nadat wij elkander met een groet ver laten hadden, zich geroepen heeft gevoeld mij weer in te halen om een handdruk te wisselen. Met het oog op het hooge standpunt, waarop de hoofdredacteur van den Militairen Spectator zich, blijkens zijn geheel schrijven, plaatst, reken ik er niet op hem van inzicht te hebben doen veranderen, maar mijn eenig doel was ook slechts de lezers van den Militairen Spectator en van het Indisch Militair Tijdschrift, wat mijne onverklaarbare handelingen betreft, boven opgesomd, toe te lichten: ad. 1. dat van het verzoeken om een onderhoud, terwijl ik bezig was aan zijn adres een open brief te richten, geen sprake is geweest.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 169