149
ad. 2. mijn open brief was reeds verzonden, vóórdat het geheel
toevallig onderhoud plaats had, en nimmer is door mij bij nader
inzien het goed recht van den recensent erkend, waar ik dat gewraakt had.
ad. 3. door mij is niet gepoogd, om de aan het openbaar maken
van mijn open brief voorafgegane correspondentie in het Indisch
Militair Tijdschrift geplaatst te krijgen.
Ten slotte teeken ik aan, dat na den 2en Januari door mij ter
zake niets gedaan is en ik den Heer Pop niet meer sprak.
De geheele quaestie thans gaarne aan het oordeel der lezers
overlatende, teeken ik met verschuldigde gevoelens van achting.
Breda6 Juni 1896.
G-. Nijp els,
Kapitein O. I. L.