160 banen zijn, dan is de totale lengtespreiding van het volle projectiel gelijk ST. en de totale hoogtespreiding gelijk NC. Stellen wij ons nu voorloopig voor, dat er in de brandtijden der buizen geene spreiding is, en gaan wij dan na, waar het projectiel zal springen, als het de baan BB. volgt. De spreiding in de banen wordt in hoofdzaak beheerscht door twee factoren, namelijk de spreiding der uitvaarts- hoeken en die der aanvankelijke snelheden, en in het algemeen kan worden aangenomen, dat een projectiel alleen dan de uiterste baan zal volgen, als eene groote aanvankelijke snelheid gepaard gaat met een grooten uitvaartshoek of omgekeerd. Spreiding in de uitvaarts- hoeken oefent geen invloed uit op den springafstand, daar de af standen van U en O. tot aan de monding als gelijk mogen worden beschouwd. Bestond er dus geene andere spreiding in de banen der volle projectielen, dan die, welke veroorzaakt wordt door de spreiding der uitvaartshoeken, dan zouden, als alle buizen volmaakt denzelfden brandtijd hadden, alle projectielen in de verticaal OG. springen. Maar, gelijk wij reeds hebben opgemerkt, oefent ook de spreiding der aanvankelijke snelheden invloed uit op de spreiding der banen. Een projectiel, met grootere snelheid weggeschoten, zal zijn baan vlugger doorloopen en dit heeft wederom tengevolge, dat het eerst dan zal springen, als het de verticaal OG1. reeds gepasseerd heeft. Projec tielen dus, die de banen BB. of CC. doorloopen, zullen niet in de verticaal OG springen, maar links of rechts daarvan, bijv. in de punten L. Vereenigen we nu deze punten, dan is de lijn LL. de lijn, waarin alle projectielen zullen springen. Nemen wij nu, overeenkomstig de werkelijkheid aan, dat de buizen spreiding in brandtijd hebben, dan blijft de zaak dezelfde; de lijn LL stelt dan echter niet meer de lijn der springpunten, maar de lijn der gemiddelde springpunten voor. Nemen wij verder aan, dat de projectielen, die zich langs de gemiddelde baan AA. voortbe wegen op geen verderen afstand dan OA. van het gemiddeld tref punt O springen, dan zullen volgens de theorie der waarschijnlijk heidsrekening alle springpunten liggen binnen de ellips, die de lijnen OL en OA. tot toegevoegde halve assen heeft, m.a.w. raakt in de middens der zijden van het parallelogram M M P P. Trekken wij vervolgens aan deze ellips horizontale en verticale raaklijnen, dan is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 181