163 op, dat men het pant K zoer gemakkelijk door constructie kan bepalen, door namelijk de lijnen B2H en D,D2 te trekken, en daarna een derde, die door het snijpunt van B2 H en D,D2 en door het punt Bj gaat. Laatstbedoelde lijn snijdt de lijn D2 C2 in K. Yoor het bewijs dezer constructie moeten wij verwijzen naar werken over analytische meetkunde. Aangezien OY en OK toegevoegde middellijnen zijn, zullen alle lijnen, die men in de ellips evenwijdig met OV trekken kan, door OK middendoor gedeeld worden, 't Gemiddeld springpunt der projec tielen, die in eene bepaalde verticaal, bijv. ZZ. springen, ligt dus niet op de gemiddelde baan A.A, maar op de lijn KK en wel waar deze de lijn ZZ snijdt. Dit klinkt wel wat vreemd, doch als men de zaak goed aanziet, zal men spoedig moeten erkennen, dat het niet anders kan. Tusschen de verticalen, gaande door A. en D. zijn zelfs geen springpunten meer mogelijk op de gemiddelde baan; veel minder zou dus daarop het gemiddeld springpunt liggen. Alvorens verder te gaan, merken we nog het volgende op: Er is veel geschreven over het verband, dat er bestaat of liever: zou bestaan tusschen de lengtespreidiug en hoogtespreiding der springpunten van de granaatkartetsen. De bedoeling, die daarbij voor zat was eene formule op te sporen, waardoor men de hoogtespreiding kan berekenen, als de lengtespreiding en de invalshoek van de ge middelde baan bekend zijn. 't Is zeer natuurlijk, dat de verschillende schrijvers het over dit punt totaal oneens zijn. Want het is, na hetgeen wij hier hebben aangevoerd, duidelijk, dat er een zoodanig verband niet bestaat en dat het dus ook niet kan worden opgespoord. Om de vergelijking der ellips op te maken, zijn er drie gegevens noodig, terwijl meu slechts over twee beschikt. Bij een bepaalden invalshoek en eene bepaalde lengtespreiding der springpunten, kan de hoogtespreiding een onbepaald aantal waarden hebben, en zoo men deze laatste uit de beide eerste wil berekeaen, dient men, hetzij openlijk of bedekt, nog een derde gegeven als bekend te veronder stellen. Zoo neemt bijv. de kapitein Berkhout in zijn meergenoemd artikel aan, dat de lijn der gemiddelde springpunten verticaal loopt (1) en eerst dan is het mogelijk eene betrekking te vinden. (D Dit volgt althans uit do op bladz. 328 (Militaire Speotator 1892) uitgesproken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 184