169
lijk, dat de ordinaten van de lijn Ob, uitgedrukt in cm., gelijk zijn
aan de hoogten der gemiddelde springpunten in de overeenkomstige
verticalen boven of beneden het gemiddeld springpunt O. uitgedrukt
in OV. of de 50 °/0 boogtespreiding. Men heeft slechts met een
dubbelen decimeter die ordinaten te meten, om dadelijk te weten
hoeveel maal So0 de normale springhoogte in eene bepaalde verticaal
boven of beneden de eigenlijke gemiddelde sprioghoogte O ligt.
En daar de toevallige afwijkingen door het toestel ook gegeven
worden, uitgedrukt in S50, zoo vindt men direct door optelling of
aftrekking het springpunt van de granaatkartets.
Het zal niet ondienstig zijn het voorgaande door een voorbeeld
toe te lichten. Zij in de schootstafel gegeven HS50 8, LSB0 50,
HS5 0 vol projectiel 6 en tg 0,2, dan is JK
12,8 en OY Nl62 12,82 9,6, zoodat men heeft
KJ
Qy f. Men richt nu 10 cM rechts van O een loodlijn op,
hoog X 2 2,67 cM. en trekt door O en het uiteinde b dezer
loodlijn de rechte lijn Ob. Neemt men nu de 50°/0 hoogtespreiding
van de springpunten in eene bepaalde verticaal gelijk 1 cM. dan
ligt het punt K 2,67 hS50 (1) hooger dan het punt O, zooals
volgens de berekening het geval moet zijn, en de tusscheugelegen
punten naar evenredigheid minder. Zij nu verondersteld, dat men
docr het draaien van het toestel vindt, dat de granaatkartets 1,3
LS50 vóór het gemiddeld springpunt springt, dan vindt men door
meting van de ordinaat in het 13de deelpunt rechts van O dadelijk,
dat de normale springhoogte in deze verticaal 1,7 hSB0 hooger is
gelegen dan het punt O.
Yindt men nu bij eene tweede draaiing, dat de granaatkartets bijv.
0,8 bS50 beneden de normale springhoogte in deze verticaal springt,
dan is het springpunt 1,7 0,8 0,9 hS60 hooger, dan de eigenlijke
normale springhoogte in het punt O. Men heeft dus zonder bereke
ning de plaats van het springpunt gevonden.
(1) Wij verstaan onder hSs0 de 60 o/o hoogtespreiding der springpunten in eene
bepaalde verticaal, in tegenstelling met hS50 of de 60 o/0 hoogtespreiding van alle
springpunten, geprojeoteerd op een verticaal vlak.