172 paalt men de constante fout der sasringen. Laat ons aannemen, dat deze te lang branden en wel dermate, dat het interval er 30 M. door verkort wordt. Waren de opzethoogte en de tempeering juist geweest, dan zou het interval 50 M. hebben bedragen thans echter door samen werking van beide oorzaken slechts 50 1030=10M. De spring hoogte wordt in verband hiermede gelijk aan 3,540 X 0,066 0,9 M. Wanneer men dit bepaald heeft, kan men met het vuur begin nen, en de plaats der springpunten bepalen. Laten wij aannemen, dat het toestel uitwijst, dat het springpunt eene positieve lengte-af wijking heeft van 0,4 LS60, dan valt dit schot 100,4 X 17.5 3 M. vóór het doel. Zij verder de hoogte-afwijking gelijk aan 0,5 HS50, dan is de springhoogte gelijk aan 0,9 0,5 X 2,6 0,4 M. Er is dus een aanslag verkregen vóór het doel, en men noteert dit schot in de kolommen voor het ofen voor de spring hoogte met vraagteekens. Volgens de schietregels moet men nu de opzethoogte vermeer deren voor een afstand van 50 M; de springhoogte wordt dus bij het tweede schot 0,9 -|- 50 X 0,066 4,2 M., terwijl het interval 10 M. blijft. Op dezelfde wijze als bij het eerste schot bepaalt men nu voor de tweede maal de plaats der springpunten en gaat op deze wijze voort, telkens de correctiën aanbrengende die noodig zijn. Wil men ook rekening houden met aanslagen, veroorzaakt door het niet behoorlijk functionneeren der tijdbuizen, dan dient men voor af de kans vast te stelleD, dat een buis niet werken zal. Zij aan genomen, dat deze kans gelijk is aan 0,07, dan dient men vóór ieder schot eenmaal den wijzer rond te draaien en bij de cirkelvormige verdeeling af te lezen Houdt de wijzerrand dan stil tusschen de 93e en de 1006 verdeelstreep, dan kan men dit schot als aanslag noteeren en in de betrekkelijke kolommen vraagteekens stellen. Het zij ons vergund hier eene kleine opmerking te maken, naar aanleiding van het desbetreffend voorschrift uit den „Ontwerp leidraad", welk voorschrift uit de vroegere reglementen is overge nomen. Wij bedoelen de bepaling, dat men bij alle aanslagen, uit gezonderd die, welke achter vallen en een springpunt achter geven, de springhoogten als volkomen onbekend moet aanmerken en met vraagteekens moet noteeren. Deze regel dankt zijn ontstaan aan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 193