175 beter uitwerking verkregen dan met B., dan wordt afgescheiden van de practisehe bruikbaarheid geconcludeerd, dat de regels A de beste zijn. Maar het vereischt nauwlijks betoog, dat deze conclusie volstrekt niet vaststaat, en zelfs zeer gewaagd is. Het resultaat bij het schieten hangt in de allereerste plaats af van het toeval, van de toevallige afwijkingen, die de projectielen of hunne springpunten verkrijgen. Zijn deze afwijkingen klein, dan zal men doorgaans ook met slechte regels goede uitkomsten verkrijgen; zijn zij groot, dan kunnen ook de beste regels eerst na een groot aantal schoten tot het beoogde doel leiden, d. i. het elimineeren van de constante fout in opzethoogte en tempeering. Men kan dit vrij goed vergelijken met de werking van het toeval bij het spel. De beste speler zal met slechte kaarten weinig kunnen uitrichtendaarentegen zullen slechte spelers met fraaie kaarten veeltijds winnen. De directie van het spel is hoe gewichtig en moeielijk ook op zich zelf bjjzaak; in hoofdzaak komt het er op aan hoe de kaarten zijn. Zoo is ook bij het schieten het resultaat in de eerste plaats afhankelijk van het toeval. Wil men nu een juist en billijk vergelijk, dan dient men te zorgen, dat de werking van het toeval in beide gevallen geheel dezelfde is, maar zulks is op het proefveld ten eenen male onmogelijk. De toevallige afwij kingen der projectielen varieeren bij ieder vuur. Berst dan, wanneer men een ontzaglijk groot aantal proeven neemt, heeft men kans, dat men een goed oordeel zal vellen. Wanneer men evenwel de schietregels controleert met behulp van het beschreven toestel, dan vervalt dit bezwaar. Men kan, daar dit alleen de toevallige afwijkingen aangeeft, tegelijk verschillende regels beproeven, wat in de werkelijkheid onmogelijk is. Bovendien leert men de fout van het inschieten kennen, en dit is een vrij wat beter maatstaf van beoordeeling, dan de uitwerking op het doel. Afge scheiden dus van het overigens niet onbelangrijke voordeel, dat zulk eene contióle niets kost, meenen wij, dat men met behulp van het toestel een beter oordeel over schietregels zal kunnen vellen, dan ooit door werkdadig gebiuik kan worden gevormd. Het spreekt van zelf, dat wij hier niet doelen op de practisehe bruikbaarheid deze kan alleen op het schietterein beoordeeld worden. Dl. II, 1896. 13

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 196