178 eene veronderstelling maakt, die niet geheel met de waarheid over eenkomt, achten wij uitstekend, mits men zich rekenschap geeft waar en hoeveel men van de waarheid afwijkt, en het niet laat voorko men, als of men de zaken voorstelt precies zooals ze zijn. Dat de Heer Pompe zulks doet, blijkt uit hetgeen hij op pag. 167 van den Militairen Spectator, jaargang 1895, aanteekent, waar hij erkent, dat het toestel niet preciesde werkelijkheid weergeeft, omdat „er verschil (bestaat) „tusschen de voortgebrachte rookverscbijningen en „het beeld van eene springende granaat of granaatkartets; tusschen „een terreinvoorwerp, zooals men het in werkelijkheid ziet, en zoo- „als het wordt nagebootst." Hierbij had naar onze meening nog gevoegd moeten worden, dat de nabootsing van het granaatkartets vuur theoretisch ook te wenscben overlaat. Yiel er niets anders aan te merken, dan dat de plastische voorstelling geen volkomen getrouw beeld van de werkelijkheid geeftniemand zou er over vallen, en met degenen, die om zulke ondergeschikte bijzaken reeds be zwaren maken, behoeft men geen rekening te houden. Trouwens het zou zeer gemakkelijk zijn het toestel Dolleczekvan Haeftenr wat dit betreft, belangrijk te verbeteren, en wel door in stede van rook, gasvormige phosphorwaterstof (phosphiene, PH3), vermengd met de dampen van een weinig vloeibare phosphorwaterstof (P2 H4), door de buizen te blazen, hetgeen met een eenvoudig, weinig kost baar blaastoestelletje zou kunnen geschieden. Gelijk men weet, ont brandt dit mengsel, zoodra het met de lucht in aanraking komt, onder vorming van een witten rookwolk, en geeft het daarbij het geluid van eene zwakke ontploffing. Op deze wijze zou men dus ook de vlam van het springende projectiel, benevens de knal kun nen weergeven alles natuurlijk op verkleinde schaal. Het ligt niet op onzen weg, dit denkbeeld verder uit te werken, mocht het reeds eerder te berde zijn gebracht, dan doen wij gaarne afstand van de prioriteit der uitvinding. Ten slotte merken wij nog op, dat men het in dit artikel beschreven toestel op verschillende andere wijzen kan inrichten. Beschouwen wij wederom fig I (1) en denken wij ons, dat de wijzer (1) Zie vorige aflevering.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 199