179 met eene eenparige hoeksnelheid wordt rondgedraaid, dan zal het snijpunt van de kromme lijn met den wijzerrand zich langs dezen met eene veranderlijke snelheid voortbewegen. Laten wij aannemen, dat bij het begin der beweging de wijzerrand met het achterste deel van de deellijn samenvalt en dat de wijzer wordt rondbewogen in een zin, tegengesteld aan dien van den horlogewijzer. De snelheid, waarmede het snijpunt zich verplaatst is dan aanvankelijk oneindig groot, daarna neemt zij snel af om als de wijzer 180° is rondge draaid, haar minimum te bereiken. Vervolgens neemt zij weer toe om na eene draaiing van 180° weer oneindig groot te worden. Men ziet gereedelijk in, dat de kans, dat het toestel eene afwijking zal aanwijzen, gelegen tuBSchen twee bepaalde grenzen, gelijk is aan den afstand tusschen de twee overeenkomstige deelstrepen, gedeeld door de snelheid van het snijpunt tusschen deze deelstrepen. Die snel heid is het geringst in het midden; de kans, dat men geene afwij king zal krijgen, is dus het grootst. We kunnen de kromme lijn echter ook van gedaante veranderen, en haar bijv. zóó construeeren, dat het snijpunt met den wijzerrand zich met eenparige snelheid beweegt, als de wijzer met eenparige hoeksnelheid wordt rondbewogen. In dat geval is de kromme lijn een spiraal van Archimedes. Bleef nu de verdeeling van den wijzer rand dezelfde, dan zouden alle afwijkingen, door het toestel aange wezen, evenveel kans hebben. Maar veranderen we nu de rand- verdeeling in dier voege, dat de verdeelingen in het midden het grootst zijn en naar weerskanten afnemen, zoodanig, dat wederom de afstand tusschen twee verdeelstrepen, gedeeld door de snelheid, waar mede het snijpunt zich langs den wijzerrand beweegt, gelijk is aan de kans, dat men eene afwijking zal krijgen, niet grooter en niet kleiner dan door deze verdeelstrepen wordt aange duid, dan hebben we eene nieuwe inrichting voor het toestel, die theoretisch even bruikbaar is als de eerste. Daar echter bij eene zoodanige inrichting, de verdeelstrepen spoedig uiterst dicht op elkaar komen, en geene nauwkeurige aflezing toelaten, wanneer men met afwijkingen te doen heeft grooter dan LS50, is de eerste constructie te verkiezen boven de tweede. Het komt ons echter voor, dat de laatste constructie wel zoo instructief is; zij kan veel gemakkelijker

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 200