199
blad waarin meergenoemde ordonnantie is opgenomen met het stoom
schip van Goens te Ampenan is aangebracht en op 6 April 1895 te
Mataram, eiland Lombok, is ontvangen;
dat, nu bovenbedoelde ordonnautie in werking is getreden, deze
te Soerabaia (eiland Java) door de bevoegde autoriteit bijeengeroepen,
beëedigde en geinstalleerde krijgsraad bevoegd is om in de zaak van
den beklaagde H. recht te doen
O. dat bij het ter zake der den beklaagde H. ten laste gelegde
feiten gehouden gerechtelijk onderzoek, beklaagde voornoemd heeft
verklaard zich niets re herinneren van hetgeen hem bij de klacüt is
ten laste gelegd, onder opgave, dat hij door overmatig gebruik van
sagoweer in den avond van den llden Augustus 1894 op zulk eene
wijze door den drank is bevangen, dan hij zich niet herinnerde, wat
er met hem na het avondappèl van dien avond is gebeurd en den
volgenden morgen in het arrestlocaal is wakker geworden zonder te
weten, waarom en op wiens last hij in dat locaal was gebracht;
O. dat de getuige P. A. A. v. G. bij zijne met eede bevestigde
verklaring, de bewering van den beklaagde, namelijk, dat hij zóó
door den drank bevangen was, dat hij zich niet herinnert, wat er
met hem is gebeurd, in zoover heeft bevestigd, dat deze getuige heeft
verklaard, dat beklaagde stomdronken was en op den grond ging
liggen, toen hij in den avond van 11 Augustus 1894 onder toezicht
van den sergeant H. gebonden werd
dat verder deze getuige heeft verklaard, zich niet te herinneren,
dat beklaagde in de klacht vermelde uitdrukkingen tegen den sergeant
H. heeft gebezigd;
O. dat de ter zake gehoorde getuigen, met uitzondering van den
sergeant H. bij hunne met eede bevestigde verklaringen hebben mede
gedeeld geen der in de klacht vermelde uitdrukkingen te hebben
gehoord of verstaan, aangezien zij de Hollandsche taal niet machtig
zijn;
O. dat de getuige H. bij zijne beëedigde verklaring het bij de
klacht door hem den beklaagde ten laste gelegde in een uitvoeriger
verhaal heeft medegedeeld
O. dat echter in casu de enkele beëedigde verklaring van dezen
getuige geen voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert om