201
of tegengesproken, weshalve door genoemde, onder eede afgelegde
verklaring ingevolge de bepaling van art. 211 van het Crimineel
Wetboek, het wettig bewijs is geleverd van het den beklaagde ten
laste gelegde;
O. echter dat het Hof, op grond van de afgelegde getuigenverkla
ringen, niet de overtuiging heeft verkregen, dat de beklaagde, bij het
plegen der hem ten laste gelegde handelingen, in normalen geestes
toestand verkeerde, weshalve hij met bekrachtiging van 's krijgsraad
vonnis, hoewel op andere gronden van het hem ten laste gelegde
behoort te worden vrijgesproken;
Gelet op artikel 30 van het Wetboek van Strafrecht voor Euro
peanen, zoomede op de artt. 50 en 58 van 's Hofs Provisioneele
Instructie;
Rechtdoende
In naam en van wege de Koningin
Bekrachtigt het voorgeschreven vonnis om naar zijn inhoud behoor
lijk ter executie te worden gelegd.
IY. Het Hoog-Militair-Gerechtshof van Nederlandsch-Indië.
(Zitting van 24 November 1893
Gezien het vonnis van eenen daartoe benoemden krijgsraad te
Amboina, tegen den in hoofde dezer genoemden beklaagde gewezen
op 19 Mei en uitgesproken op 10 Augustus 1893, waarbij hij is
schuldig verklaard aan: desertie voor de eerste maal in tijd van
vrede" en deswege veroordeeld tot de straf van militaire detentie
voor den tijd van zes maanden, met verwijzing voorts in de kosten
en misen der justitie, alsmede in die van den processe;
Gelezen den namens den appellant R. O. op 23 October 1893
gedienden eisch in appel, waarbij wordt geconcludeerd
dat het Hof, met ontvangst van het appel en vernietiging van
het vonnis waarvan appel den krijgsraad alsnog onbevoegd zal ver
klaren om over den persoon van den beklaagde te erkennen, met last
om daarvan aan den burgerlijken rechter kennis te geven en de
overgave van beschuldigde aan dien rechter aan te bieden en met