207
Geheel in overeenstemming daarmede is, bij dispositie dd. 15
Februari 1889, eene uitspraak van den krijgsraad te Padang ver
nietigd, waarbij deze rechtbank, op grond dat de straf, waarover
geklaagd werd, was opgelegd te Benlcoelenwelk garnizoen onder
den krijgsraad te Weltevreden behoort, zich onbevoegd verklaard had
van die reclame-zaak kennis te nemen, hoewel de reclamant, toen de
berechting een aanvang nam, in garnizoen was te Padang.
Het Hof nam toen aan, dat, voor reclame-zaken, de gewone rege
len der competentie gelden en dusvolgens art. 143 R.L.zoowel
de krijgsraad van de plaats, waar de reclamant in garnizoen is op
het oogenblik dat het rechtsgeding een aanvang neemt (verwijzing
naar den krijgsfaad bij misdrijf, benoeming van officieren-commissa
rissen bij reclame-zaak), als de krijgsraad binnen welks ressort het
feit (te berechten of waarover wordt gereclameerd) is gepleegd, gelij
kelijk bevoegd zijn van de zaak kennis te nemen.
Deze beslissing ter kennisse van de Auditeurs-Militair brengende,
voegde de toenmalige Advocaat Fiscaal daaraan toe:
„dat zij de erkenning bevat van een beginsel, 't welk voor alle
„krijgsraden geldt, n.l. dat, in verband met de artt. 5,7 en 148 R.L.
„in de eerste plaats in tijd van vrede, de krijgsraad van het garni
zoen bevoegd is, van een door een militair begaan delict kennis te
„nemen, omdat het garnizoen de eenheid is, welke de competentie
„regelt en, in de tweede plaats, de krijgsraad binnen welks ressort
„het delict is gepleegd."
In verband met art. 14 R. L. kan aan de beteekenis van het
woord „garnizoen" moeilijk worden getwijfeld. Daarmede moet,
zooals hiervoren reeds werd aangetoond, worden verstaan, zoowel
het garnizoen waartoe de dader behoorde, toen hij het misdrijf pleegde,
als het garnizoen waarin hij zich bevond op het oogenblik der arres
tatie of vervolging ter zake van dat misdrijf.
Hierbij dient echter in het oog te worden gehouden, dat de voor
keur, volgens bedoeld advies van den Advocaat-Fiscaal, gegeven
aan den krijgsraad van de garnizoensplaats, geen reden mag zijn tot
onbevoegd-verklaring van den krijgsraad van het arrondissement
waarin is gedelinqueerd, wanneer deze het eerst van de zaak is gesais-
sisseerd, al behoorde, op het oogenblik der verwijzing, de garnizoens-
Dl. II, 1896. 15