208 plaats van den dader tot het ressort van een anderen krijgsraad. Immers, eene rechtbank behoeft zich alleen onbevoegd te verklaren om van eene, bij haar aangebrachte, misdrijfzaak kennis te nemen, wanneer zij, op grond van organieke bepalingen, beslist daartoe niet bevoegd is, geenszins echter wanneer bij eene bepaling van strafvor dering, zooals art. 143 R. L. of ook art. 241 van het Inlandsch Reglement, niet de absolute bevoegdheid maar slechts, in het belang eener goede en spoedige afdoening van zaken, de prioriteit van ver schillende rechtbanken ieder op zich zelve bevoegd om de zaak tot zich te trekken is geregeld weshalve ook, wanneer een der krijgs raden, bedoeld bij art. 143 R. L., eenmaal in goeden vorm, door de daartoe bij de wettelijke bepalingen aangewezen militaire autoriteit, van de zaak is gesaississeerd, deze krijgsraad de zaak behoort te behandelen en af te doen (c.f. dispositiën Hoog-Militair-Gerechtshof Mei 1887, 17 Februari 1888 en 29 Maart 1889). Yan daar dan ook de Algemeene Order No. 13 van 1890, waarin we lezen „Nu blijkens de jurispendentie van het Hoog-Militair-Gerechtshof „als vaststaande mag worden aangenomen, dat de bevoegdheid om „van eeuig misdrijf kennis te nemen, overeenkomstig artikel 143 van „de Rechtspleging bij de Landmacht, zoowel behoort tot den krijgsraad „binnen welks ressort het misdrijf gepleegd is, als tot dien binnen welks „ressort de beklaagde garnizoen houdtwordt punt 2 der Algemeene „Order van 1 April 1832 No. 2 3 mits deze ingetrokken." En wat zeide 3 der Algemeene Order van 1832 No. 2? Let terlijk het volgende „Het departement van oorlog al verder te gelasten om de noo- „dige orders te stellen, ten einde, de militairen, welke gearresteerd „worden, ter zake van eenige misdaad, die door eenen is begaan in „eene andere provincie dan die, binnen welke zij zijn gevonden, „worden overgebracht naar de hoofdplaats der provincie, binnen „welke zij hebben misdreven, om aldaar, naar aanleiding van „art. „143 der Rechtspleging, te worden terechtgesteld, of wel, bijaldien „de misdaad in desertie bestaat, naar de hoofdplaats der provincie, „binnen welke derzelver korps in bezetting ligt." Het zou ons niet verwonderen of de intrekking van dit voorschrift

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 229