212
wilden brengen over logica en gezond verstand in de oorlog- en
gevechtsvoering.
Mij heeft het steeds toegeschenen als of „Indische tactiek" syno
niem was met „in 't geheel geen tactiek."
Kunnen „bevoegde en beproefde" officieren mij van het tegendeel
overtuigen, dan zal ik hen zeer dankbaar zijn.
Uit eigen oorlogservaring zou ik enkele voorbeelden kunnen bij
brengen van gevechten geleverd naar de beginselen van die geheim
zinnige, nergens beschreven Indische tactiek.
Ik wil mij bepalen tot het volgende:
In Mei 1879 werd het sterke, op eene hoogte gelegen, Panteh
Karang, door onze troepen aangevallen en werden deze met bloedige
koppen teruggedreven.
Nauwelijks toch voor de vijandelijke stelling aangekomen, werd
zonder verkenning, zonder voorbereiding uit de marschformatie tot
de bestorming overgegaan.
Maar helaas, het smalle pad waarlangs ruim eene maand vroeger
een verkennings-detachement de positie bereikt had, was nu duchtig
versperd, zoodat men zich met het kapmes in de hand, een weg
naar boven moest banen.
Maar van de hoogte werd een krachtige verdediging gevoerd.
Kogels, steenen en oude wapenen werden met zoo milde hand
over de hoofden der bestormers uitgestrooid, dat zij weldra het veld
moesten ruimen. In korten tijd verloor de compagnie al hare offi
cieren (waarvan een in handen van den vijand viel) en een dertigtal
harer beste soldaten. Men trok terug op de rest der colonne.
Een tweede poging dienzelfden dag ondernomen om de stelling te
nemeD, mislukte eveneens.
De colonne bivouakeerde dien nacht bij een naburige benting en
zond bericht naar het hoofdkwartier, terwijl teveüs om versterking
werd verzocht.
Deze werd niet „verstrekt" en bedriegt mijn geheugen zich niet,
dan luidde het antwoord van den opperbevelhebber ongeveer als volgt
„Morgen weder oprukken en dan er in of ik kom zelf."
Nu, den volgenden dag ging het weder er op los, maar gelukkig
had de nacht raad en kalmte aangebracht en er werd nu geageerd