BUNDEL VUUR EN GEZELSCHAPSREKENING.
Onder bovenstaanden titel verscheen in de zesde aflevering van
dit tijdschrift een artikel, waarmede ik het niet geheel eens ben.
Hetgeen schrijver daarin aanhaalde van bladzijde 260 I. M. T.
jaargang 1892 (N03 1-6) is juist; doch drie jaren geleden werd dit
bij het onderwijs aan de Militaire school besproken en verbeterde
dictaten daarvan gegeven in den geest, zooals overste Rink, misschien
reeds eerder doch te laat die onjuistheid inziende, dit heeft opge
nomen in zijn in 1895 afzonderlijk verschenen werkje over het bun-
delvuur. (pag 49 53).
Genoemd overste zegt daarin (pag 51) aannemende, dat het voor
gaande gelezen en begrepen is:
„Neemt elk vierdedeel van den vurenden troep ééne sectie tot
mikpunt, dan zal elke middensectie 1,69 °/0 en elke vleugelsectie
1,26 °/0 opvangen, dus de geheele colonne 5,90 °/0."
Thans vraagt K. M.
„Waarom vangt de eene sectie meer treffers op dan de andere,
terwijl zij onder gelijke omstandigheden door gelijke afdeelingen on
der vuur worden genomen
Omdat elk vierdedeel van den vurenden troep ééne sectie tot
mikpunt neemt en er hierdoor een samengestelde bundel ontstaat,
die vier vuurbundels bevat;
van deze vuurbundels weliswaar de assen door de vier sectiën
van het doel zullen gaan; maar hunne overige banen ook in
de neven- en verder gelegen sectiën kunnen valleD, de midden
sectiën van het doel tengevolge hiervan in het gunstigste geval
verkeeren.
DOOR K. M.