225 Men zal echter inzien, dat dit moet zijn: 3 x 20 2 X 30 zot 24. 5 Volkomen waar! Schrijver had daarna moeten aannemen: op 500 M. 1 salvo met een trefkans van 20 °/0 en op 400 M. 4 salvo's 30 Thans zal men zien dat dit weer zijn moet: 1 x 20 4 x 30 28 5 Ten slotte op 500 M. 4 salvo's met een trefkans van 20 400 M. 1 salvo 30 "Wat zien we nu? 4 X 20 1 X 30. 22 Q/^ 5 Gevolgtrekking Op 500 M. en 400 M. salvovuur afgevende met een trefkans van 20 op 500 M. en 30 °/0 op 400 M. verkrijgen we: een maximum totaal treffer procent van 28 minimum 22 50 Of gemiddeld 25 °/0. Van iemand, die van te voren niet weet, hoeveel salvo's hij met den troep zal afgeven op 500 M. en hoeveel op 400 M. zal dus het vermoedelijk te verwachten procent getal treffers 25 bedragen. Zijn we bij de berekening van de trefkans gebonden aan het aan tal af te geven salvo's? Blijft ook de sterkte van den troep hierbij niet geheel buiten beschouwing? Of zou volgens K M's redeneering met het toenemen van het aan tal salvo's en de sterkte van den troep het procent treffers in zekere mate ook toenemen Immers niet. Magelang, 20 Juli 1896. H. III.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 246