239 Het is duidelijk, dat een landaard, die de hier geschetste karakter eigenschappen bezit, zeer goed aan de eischen van militaire orde en tucht, die het garnizoensleven stelt, kan voldoenen zonder de vele onverbeterlijke amfioenschuivers, die om dat gif te bemachtigen niet zelden al hun goed verkoopen, zou dit ook het geval zijn. Evenals bij de Madureezen, komt dit kwaad bij de jonge Javaansche soldaten veel sterker voor dan bij oudgedienden. De lust en ijver voor den dienst zjjn zeer gewoon; ook daarin heeft de Javaan eene kalme opvatting, hij doet zijn dienst omdat hij moet, dus uit natuurlijke gedwee- en volgzaamheiddoch van geestdrift, zooals men dat bij een Atnboiaeesche en veelal ook bij een Madureesche compagnie kan waarnemen, merkt men bij den Javaan geen spoor. Trouwens hij is geen geboren soldaat, hij is boer, op en top, en een stil tevreden leven met vrouw en kinderen in zijn bamboe hutje, te midden zijner sawah's en bij zijn karbouwen, trekt hem meer aan dan het rumoerige soldatenleven. Dat de werving onder het Javaansche volk niettemin steeds zulke goede resultaten heeft, moet dan ook minder worden toegeschreven aan neiging voor den militairen stand, dan wel aan een zekere pressie vanwege het Ialandsche bestuur, ook wel van op het handgeld azende ouders en familieleden, en zeer zeker ook aan de armoede van sommige overbevolkte districtenwant een feit is het, dat uit de armste streken de meeste recruten getrokken worden. Het presenteeren van een goed geoefende compagnie Javanen strekt dan ook de daarbij dienende officieren tot grooten lof, en is verdien stelijker dan dat van een Amboineesche of Madureesche compagnie. Wat van de schietvaardigheid der Madureezen gezegd is, en van de verwachting, dat die bij de invoering van een lichter geweer belangrijk zal stijgen, geldt ook voor de Javanen. Hoewel de scherm- en gymnastiek-oefeningen algemeen door hen met meer vrucht gevolgd worden dan door de Soendaneezen, zoo staan zij in dit opzicht toch beneden de Madureezen. Hoewel de tengere lichaamsbouw het niet zou doen vermoeden, zoo blijkt de Javaan toch een groote taaiheid te bezitten in het doorstaan van de vermoeienissen aan den dienst verbonden, en heeft hij menigmaal getoond, een zeer goed voetganger te zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 260