240 Over de militaire waarde van den Javaan te velde, speciaal in het gevecht, is het oordeel even sterk uiteenloopend als menigvuldig geveld; mannen van naam, onbetwist tot het uiten van een oordeel bevoegd, zooals Lange, van Geen, Michiels, Saxen Weimar, Perelaer en anderen, toonden in hun geschriften, of door hun daden, dat zij hem als soldaat niet op zeer hoogen prijs stelden. Anderen daaren tegen, wier kennis en ervaring ook boven allen twijfel verheven zijn, zooals La Gordt-Dillié, de Neve, Coblijn en v. d. Pol, zijn een stemmig in hun lof, doch stellen daarbij beslist als hoofd-voorwaarde dat de Javaan goed aangevoerd en voorgegaan moet worden. Afge scheiden van het feit, dat aan weerszijden soms sterke overdrijving plaats heeft (zoo o.a. noemt Generaal van Geen de Javanen kortweg „lammelingen", terwijl daarentegen de kolonel Coblijn een goed geën cadreerde Javaansche compagnie minstens even hoog stelt als een Europeesche compagnie), zoo is mijn meening, dat juist dit sterk uiteenloopen van het oordeel van zooveel bevoegde mannen, een gunstige beoordeeling in den weg staat. Omtrent een werkelijk goed soldatenelement, al moge het dan al zijn, dat er gelegenheden voork wamen, waarbij het zich minder gunstig voordeed, heerscht geen zóó scherp geteekend meeningverschil als hier het geval is. Zeker is het, dat officieren die er bij gediend hebben, altijd sterk voor de Javanen partij trekkenm.i. spruit dit meestal voort uit den weinigen last die zij veroorzaken, hun groote tevredenheid, dientengevolge gemis aan reclamezucht, in één woord: de groote gemakkelijkheid, waarmede een Javaansche compagnie te beheeren is. Te Anagaloeëng (Atjeh) waar in de jaren 1888—'84—'85 nogal eens gelegenheid was, den vijand onder de oogen te zieD, lagen, behalve het destijds geheel uit Europeanen bestaande 2e Bataljon, Javanen van het 10e, soms ook van het 12e Bataljon. De officieren der Javaansche compagnie gaven steeds hoog op van hun Javaantjes en beweerden, dat zij bijna evenveel waard zouden zijn als Europeanen, hetgeen wij, officieren van het 2e, natuurlijk niet toegaven. $fu was het daar de gewoonte dat bij het uitrukken een peloton Europeanen en een peloton Javanen, te zamen een compagnie of

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 261