241
colonne vormden, en dus een kapitein steeds de helft manschappen
van een andere compagnie onder zijne bevelen had.
Op zekeren dag kwam echter de order van den toenmaligen kolo
nel Demmeni, dat dit niet meer mocht gebeuren, en iedere compagnie
met eigen manschappen en officieren moest uitrukken. Men had
toen het gemopper van diezelfde officieren, die aan de kletstafel hun
Javaantjes zoo hoog wisten te houden, eens moeten hooren; men
vond dien maatregel ontactisch enz. enzmij dunkt, als hun
vertrouwen in waarheid zóó groot geweest was, dan zouden zij dien
maatregel toegejuicht hebben. Dit voorval teekent.
Een kwaal, die voorts den Javaau inzonderheid wordt toegeschreven,
is zijn groote neiging tot desertie; bijna iedere oorlog in deze eeuw
door ons gevoerd, geeft daarvan voorbeelden, en soms in niet geringe
mate; ja, er zijn tijden geweest, dat men hun trouw in verdenking
bracht (blz. 127 Lange, deel II). Hoewel het een waarheid is, dat
door alle tijden heen, de krijgsgeschiedenis voorbeelden aangeeft
van bepaalden individueelen moed, waarachtige doodsverachting en
trouw door Javanen ten toon gespreid, zoo kan men toch als gemid
delde aannemen, dat, minder dan eenige andere landaard, de Soen-
daneezen hiervan uitgezonderd door hen de moreele steun van den
Europeaan ontbeerd kan wordendat bij meer dan dit bij een anderen
landaard het geval is, de meerdere hen door zijn voorbeeld moet
opwekken.
Het is bekend dat de Javaan in critieke oogenblikken spoedig
het hoofd verliest, eene zeer schadelijke omstandigheid, vooral bij den
aanval.
De Java-oorlog, die wel eens wordt aangehaald, als voorbeeld
van Javanenmoed, dient buiten beschouwing te blijven. Toen werd
de Javaan door misbruik van opium en 't opzweepen van zijn fana
tisme, door zijn blinde onderworpenheid aan zijn hoofden, bijgeloof
en kinderlijke naïviteit, gevoegd bij werkelijke, of vermeende grieven,
in kudden van soms duizenden sterk, tegen onze troepen aangevoerd,
en, hoewel hij den sterksten prikkel had, die een volk tot daden
van den grootsten moed brengen kan (n.l. godsdienstige dweperij),
mag toch niet gezegd worden dat hetgeen daar door den Javaan
werd verricht (De Boelkios, uit priesters bestaande scharen uitge-