- 9
ring, als deswege, achtervolgens 's Konings bevelen, reeds zijn inge
voerd, of nog nader mogten worden daargesteld". Dit reglement
werd vervangen door dat, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 16
Mei 1829, N°. 6 en ingevoerd bij publicatie van den Gouverneur-
Generaal van den Bosch van 19 Januari 1830. Daarvan luidde art.
35, le alinea: „De Gouverneur-Generaal oefent alleen het opperbevel
over de Land- en Zeemagt en doet de Militaire benoemingen op den
voet door den Koning bepaald", terwijl art. 27 van het reglement
van 1836 luidde: „De Gouverneur-Generaal is Opperbevelhebber
over de Land- en Zeemagt en doet de Militaire benoemingen, op den
voet door den Koning bepaald".
„Enz".
Hoe deze bepaling in het tegenwoordige Regeeringsreglement luidt,
dat, in 1854 bij de Wet vastgesteld, in 1855 ingevoerd werd, blijkt
uit art. 42: „De Gouverneur-Generaal is opperbevelhebber van de'
in Nederlandsch-Indië aanwezige landmacht."
„In Nederlandsch-Indië worden de officieren door den Gouverneur-
Generaal benoemd".
„Zij worden door hem bevorderd en ontslagen op den voet bij al-
gemeene verordening bepaald."
„De regelen omtrent het toekennen van pensioenen en gagementen
worden bij algemeene verordening gesteld."
Die „algemeene verordening" is het Koninklijk besluit van de be
vordering, het ontslag en het op non-activiteitstellen, alsmede het
Koninklijk besluit van de pensioenen der officieren van het Oost-
Indische leger. Ik zal mij slechts bezighouden met de eerstbedoelde.
De bestaande verordening is die, vastgesteld bij Koninklijk besluit
van 24 November 1859, N°. 69. Welke hare voorgangsters zijn, is
buiten de Departementen van Oorlog en Koloniën niet meer bekend.
Waarschijnlijk werd de positie der in 1816 met de eerste troepen
macht naar Indië vertrokken officieren wat bevordering, ontslag en
non-activiteit betrofdoor dezellde bepalingen beheerscht als die der
officieren van het leger in Nederland en is eene scheiding te dien
aanzien der in Indië gebleven officieren van die, tot het leger in
Nederland behoorende, alleen door den toenmaligen Gouverneur-Gene
raal van Nederlandsch-Indië uitgesproken, waarin door de Ministers van