250
jon bestond uit de Tirailleurs Malgaches, Inlandsche slaven van
Madagaskar, die tot dusver de schutters van Diego Suarez genoemd
werden, het 2e bataljon uit de Tirailleurs Havussas, negers uit
Dahomey, het 3e bataljon uit de Yolontaires de la Réunion, door
werving verkregen vrijwilligers van laatstgenoemd eiland versterkt
door marine-infanterie.
De trein van het expeditiekorps werd ten deele in Frankrijk,
gedeeltelijk in Algiers samengebracht. Yoor hulpmanschappen, lastdra
gers en drijvers van muildieren werden Kabylen uit Algiers, negers
uit Senegal en van de Tomalikusten genomen, en op een gezamen
lijk aantal van 7000 man gebracht.
De officiersplaatsen in het expeditiekorps werden uitsluitend door
officieren in aktieven dienst aangevuldde reserveofficieren, waarvoor
de pers zoo ijverig werkte, werden teruggewezen. Bij de keuze der
officieren lette men niet alleen op de constitutie, en verscheidene
van hen, die physiek voor eene expeditie in een tropisch klimaat
geschikt waren, werden teruggewezen.
IV. Kleeding en uitrusting.
De manschappen van het expeditiekorps, behalve de Tirailleurs
Algériens en Chasseurs d'Afrique, die hunne kleeding behielden,
droegen het uniform voor de tropen van de marinetroepen, bestaande
uit: blauw flanellen kleeding met metalen knoopen, regimentsnummer
en teeken van hun graad op den ondermouw genaaid, benevens de
helmhoed voor de tropen. Ter verwisseling nam de man tevens een
halfbruine linnen kleedingen een dorkerblauwe muts mede,en behalve
zijn gewone schoeisel een paar schoenen van sterk linnen met zolen
uit hennepkoord vervaardigd.
De bewapening voor de infanterie bestond uit het Lebelgeweer.
De geweren werden in kisten verpakt, naar Madagaskar gezonden,
en daar aan de troepen uitgedeeld.
Ieder officier had één rijpaard. De batterijen, bestaande uit 6
stukken van 8 cM. en 32 Lefebvrewagens, waren met muildieren,
die men ten deele aan de Alpenbatterijen ontnomen, ten deele in
Algiers aangekocht had, bespannen.
Yoor den trein waren eveneens talrijke Lefebvre-wagens aanwezig.