259 „gegaan, omdat dat denkbeeld onjuist was, hetgeen dan ook door „een reeks van veldtochten is bewezen. Toch zijn er nog lieden „die zoo denken, gelijk zulks altjjd het geval is bij den overgang van „oude naar nieuwere denkbeelden gaandeweg moeten zij echter hun „overtuiging los laten en dag voor dag, pas voor pas worden zij „gedwongen veel aan te nemen, wat vroeger als een ondraaglijke „ketterij gold." „Het valt niet tegen te spreken"zoo gaat hij voort dat ook door „de armen en de beenen een weinigje hoofd en hart binnentreedt," (Dragomirow heeft natuurlijk het oog op de kracht der gewoonte) „maar dit weinigje is niet toereikend voor iemand, die geroepen is „zijn leven voor het vaderland op te offeren, in de tweede plaats „leveren de resultaten dikwijls onverwachte en niet gewenschte re sultaten op." De bedoeling hiervan is duidelijk. Een soldaat die niet voldoen de voor den krijg is opgevoed, doch bij wien men zich slechts met de africhtingde dressuurheeft beziggehouden, zal wel is waar uit de kracht der gewoonte het beoefende verrichten, maar hij weet niet hoe te handelen, indien er onvoorziene eischen aan hem gesteld worden. Zie hier een schildering van onze jonge Javaansche soldaten die marcheeren, exerceeren, bajonetvechten, schieten enz. maar niet in den waren zin des woords soldaat zijn. „Yoor alles moet men daarom trachten de eerste krijgsmansdeugd „het plichtsgevoel" in hem wakker te schudden d.w.z. men moet „zijn verstand in een zoodanige richting tot ontwikkeling brengen, „dat hij het begrip van eer en eerlijkheid leert vatten, en voorts „zijn karakter vastberaden maken, dan komt het overige van zelf. Dragomirow beschouwt daarom het onderwijs geven in vechten, schieten, marcheeren in het geheel nog niet voor onnoodig, maar is van meening „dat men aan een van plichtsgevoel doordrongen en „eerlijk denkend mensch minstens tien maal gemakkelijker onder licht kan geven dan aan iemand die deze eigenschappen geheel of „ten deele mist", een hierin heeft hij zonder twijfel volkomen gelijk. Op hetzelfde thema doorgaande zegt Dragomirow: „Wij moeten nooit vergeten, dat het ons beroep is om te ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 284