274
Engeland. Aangezien hef cordiet zeer intensief inwerkt op het
metaal aan de velden en aldaar sterk invreet, zoo heeft men deze
breeder en de trekken dieper gemaakt. De ziel van het Lee-Met-
fordgeweer heeft een kaliber van 7.7 mM., de trekdiepte bedraagt
0.1 mM. en de breedte der velden 0.6 mM., de spoed is echter onver
anderd gebleven (250 mM
Maxim heeft op het gebied der kruitladingen veel nieuws uitge
vonden, vooral voor geweren en snelvuurgeschut. De kruitlading
bestaat uit een cylindervormig lichaam met kanalen doorboord, waar
door de verbranding verzekerd wordt. Bij Type I eindigt de kruitla
ding in concave vlakken, die er toe bijdragen haar plaats in de
midden te verzekeren. Volgens de lengteas is de lading van kanalen
voorzien. Aan den kop zijn dwarskanalen waar te nemen, die de
verbinding vormen tusschen de lengtekanalen en de ledige ruimte
aan de monding van de patroonhuls. Boven op het achtervlak der la
ding ligt een schijfje ontstekingsstof dat door het slaghoedje ont
vlamt en tot doel heeft, de gelijktijdige ontsteking van het geheele
oppervlak der lading. Een omhulsel van onbrandbaren stof (Celluloid)
scheidt de lading van de vrije ruimte en voorkomt dat de verbran-
dingsvlam door de wand van het kruitlichaam heendringt, alle scha
delijke invloeden voor de regelmatige verbranding worden hierdoor
voorkomen, eveneens kan dit omhulsel uit een zeer dun metaallaagje
bestaan.
Bij Type II heeft de patroonhuls volgens hare geheele lengteas
dezelfde doorsnede als het projectiel tusschenruimte tusschen huls
en lading bestaat niet Afgezien van de lichtheid, die de cylindrische
vorm der patroon met betrekking tot uitrusting en vervoer der
munitie biedt, beschouwt de uitvinder dit type voor het beste, ook
op ballistisch gebied.
Bij Type III, heeft het kruitlichaam een kwadratische doorsnede
met dwarskanalen, de lengte wordt daardoor kleiner en het ontwij
ken der gassen uit het lichaam is gemakkelijker, ook hier treft men
ruimte aan tusschen huls en lading. Op het Lee-Metford geweer is
een nieuwe wijze toegepast om den haan te doen overgaan, nl. door een
druk van beneden naar boven. Niet alleen vervallen hierdoor rukken
en ontijdig aftrekken, maar ook trekker en beugel loopen minder kans