13 gedoofd. Nog altijd wordt dit onderwerp van weerskanten con amore behandeld. De meeste schrijvers uit het leger in Nederland zijn voorde meeste schrijvers uit het leger in Indië tegen de vereeuiging. Dat eigenbelang bij beide partijen in het spel is, behoeft nauwelijks gezegd te worden. Toch zijn er, die daardoor niet beheerscht worden. In elk geval valt uit de literatuur over dit onderwerp veel te leeren. Ook op de bureaux der Ministeriën van Oorlog en Koloniën, in de Yolksvertegenwoordiging en bij het Departement van Oorlog in Indië was de belangstelling voor dit onderwerp na 1845 niet gering. Het Ministerie van Oorlog wilde het verloren terrein terug zien te krijgenhet Departement van Oorlog in Indië zag in eene hereeni- ging der beide legers geen heil, de Indische regeering en het Ministerie van Koloniën evenmin. Eerst sedert een vijftiental jaren valt er bij het Ministerie van Koloniën een streven naar verband, meer connectiën met het leger in Nederland te constateeren. Dit alles bewijst, dat men in de bureaux der departementen van landsverde diging in de laatste vijftig jaren meer dan een ernstige poging heeft aangewend, om wijziging te brengen in de staatsrechtelijke verhouding tusschen de legers in Nederland en in Indië. Bekend is het, dat de generaal-majoor Freiherr F. B. von Gagern een niet genaturaliseerde Duitscher in 1844 door den Koning met eene geheime zending naar Oost-Indië werd gedirigeerd. Die geueraal was in 1813 als kapitein van den Generalen Staf in het Nederland- sche leger opgenomen en vóór dien tijd luitenant bij de cavalerie van het Oostenrijksche leger. Hij genoot de bijzondere belangstelling van Koning Willem I en Koning Willem II. Als majoor en luite nant-kolonel bleef hij bij den Generalen Staf. Bij zijne bevordering tot kolonel werd hij commandant van een regiment cavalerie, vóór zijn vertrek naar Indië generaal-majoor. Over hetgeen hij in Indië moest doen is nog weinig gezegd. In zijne belangwekkende levensbeschrij ving leest men daarvan o. m.„De missie had (behalve de geheime instructiën) officieel ten doel eene regtstreeksche inspectie van alles wat betrekking had zoowel tot het personeel als tot het materieel der militaire dienst in de Koloniën, met inbegrip van alle verdedigings middelen en het verdedigingsstelsel voor het mogelijke geval van oorlog. De Minister van Koloniën maakte den generaal met alles

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 30