289
bevelen dienend officier in kolom „aanmerkingen" van den jaarlijkschen
conduitestaat het totaal bedrag vermelden moest, hetwelk de officier
op den datum van inschrijving zijner conduitelijst verklaarde, schuldig
te zijn, maar bovendien moest ieder officier, die het garnizoen voor
goed verliet en schulden naliet, de bewijzen geven, dat hij met zijn
schuldeischers een engagement had aangegaan, waarmede deze tevreden
waren en wijders personen noemen, die zich schriftelijk verbonden, de
afdoening der schuld op zich te nemen.
Tegen openbare bestraffing van officieren, bij dagorder aan het
leger, zag men in die dagen geenszins op, doch aan den anderen kant
werd langs denzelfden publiekelijken weg aan menig officier een
compliment gemaakt.
Leest men bij voorbeeld in de algemeene order N°. 7 van 1833:
„dat bij sommige kompagniën huzaren de paarden zich niet willen
„detacheeren, omdat zij te veel met gesloten gelederen en te weinig
„en tirailleur" geexerceerd zijn, dat voorts de kompagniescomman-
„danten dit gebrek moeten verhelpen en dat het onderwijs in het
„behandelen van de sabel, zoowel als van de lans, bij geene compagnie
„zoo perfect is als bij die van den ritmeester Tieman, welke mits-
„dien ter navolging aanbevolen wordt", een paar weken daarna
wordt aan eenen met name genoemden artillerieluitenant, die met
voorbijgang zijner chefs, aan Z. M. den koning, om het ridderkruis
van den Nederlanschen Leeuw gevraagd had, bij algemeene order,
de hoogste ontevredenheid van den Minister van Koloniën kenbaar
gemaakt.
Het nauwgezet, naar eerlijke overtuiging invullen der conduitelijsten
scheen mede in dien tijd veel te wenschen over te laten.
Generaal de Stuers deed namelijk aan het leger weten, dat hij
conduitestaten voor zich had liggeD, waarbij officieren, bij hem bekend
als van zeer inferieuren stempel zelfs in geheel ondergeschikte betrek
kingen, niettemin zóó gunstig genoteerd stonden, dat hij ze eigentlijk
hoofdofficier moest maken en alverder, dat hij generaal eenen brief
ontvangen had, waarbij hem over de weinige capaciteit van zekeren
officier op zoodanige wijze was geklaagd geworden, dat deze rijp voor