290
ontslag was, terwijl over diens kunde en bekwaamheid, de conduite
staat, weinige dagen te voren door het legerbestuur ontvangeD,
echter zeer voordeelig was gesproken geworden.
De inhoud van den conduitestaat was tot vóór October 1835 voor
den beoordeelden officier in geen enkel opzicht geheim, aangezien,
volgens den wil van den legerbevelhebber, de korpscommandant
verplicht was, de gansche beoordeeling mede te deelen, opdat ieder
officier weten zou, hoedanig hij genoteerd stond.
Toen evenwel in genoemd jaar een nieuw model conduitestaat
ingevoerd werd, geheel naar den standaard bij het Nederlandsche
leger, werden de hekken verhangen en zo.u voortaan de conduitelijst
moeten beschouwd worden als een vertrouwelijk stuk, een geheim
tusschen den chef, die het stuk opmaakt en het legerbestuur, dat
het stuk in ontvangst neemt.
Zien wij thans eens, hoe het in dien tijd gesteld was met de
eischen, aan den officiersrang verbonden.
Het besluit van den vice-president, waarnemenden Gouverneur -
Generaal van Nederlandsch-Indië, 4 April 1842 No. 7, leert ons
daaromtrent al het noodige kennen.
Was men niet als plaatsvervanger in militairen dienst getreden
niet te voren gedegradeerd of als soldaat in de 2e klasse der mili
taire discipline geplaatst geweest, had men voorts een niet te ver
in jaren gevordenden ouderdom, (hoe oud dan wel, stond er niet bij),
een goed zedelijk gedrag, ijverigen dienst en een goed militair voor
komen, dan kon de kadet de naar den rang van officier dingende
volontair, na twee, de onderofficier oa drie jaren dienst tot het offi
ciersexamen toegelaten worden.
Van den onderofficier werd alsnog geëischt, dat hij minstens één
jaar als zoodanig gediend had.
Het examen had 4 keer 'sjaars plaats, in Maart, Juni, September
en December.
Voor infanterie en cavalerie was bij het artikel ,,Talen!' bepaald,
dat de kennis der Javasche, zoomede der Fransche, Hoogduitsche
en Engelsche talen als eens aanprijzenswaardige kundigheid" zou
worden aangemerkt.