DE INLANDSCIIE LANDAARDEN IN HET NEDERLANDSCII
INDISCHE LEGER EN IIUN MILITAIRE
WAARDE.
(Slot).
G. De Boegineezen en MaJcassaren.
Een landaard, die thans over de Inlandsche bataljons van het
leger verdeeld is, en wellicht bestemd daaruit te verdwijnen, is de
Boegineesche, eertijds de schrik van Semarang's kampongbewoners
en waronghouders.
Hoewel in het leger kortweg voorkomende onder den naamBoe
gineezen, zoo moet men daaronder toch ook de Makassaren rekenen,
die met hen zeer nauw verwant zijn, en dan ook door mij onder
denzelfden naam beschouwd zullen worden.
Hun gestalte is gemiddeld grooter dan die der Javanen; zij zijn
flink gebouwd en stevig gespierd met niet zeer donkere huidskleur
en zwart en zacht hoofdhaar.
De oogen zijn gitzwart, hebben veel uitdrukking en verraden een
hartstochtelijk karakter.
Zeer gesloten van aard is hun vertrouwen moeielijk, en indien het
gelukt, slechts langzaam te winnen.
Zij hebben een gezond gestel, zijn zeer weinig vatbaar voor kli-
maats-invloeden en tot de vermoeiendste diensten zeer goed in staat.
Hoewel in hun land weinig zorg wordt besteed aan de ontwik
keling hunner geestvermogens, zoo zijn zij toch zeer schrander en
niet ongeneigd mede te werken tot hun verstandsontwikkeling.
Zij hebben een in hooge mate wraakzuchtig karakter, zijn zeer
jaloersch en vergeten een hen aangedane beleediging nooit, maar
zullen die waar en wanneer ook trachten te wreken.
Zeelieden en jagers van beroep, en daardoor rusteloos van aard,
zijn zij moeielijk of in 't geheel niet aan een rustige, kalme levens
wijze te gewennen.
Dl. n, 1896. 22