310
In de onvermoeide zorg voor het welzijn van den soldaat, in
diens liefde voor den officier zag deze, door geheel zijn leger geëerde
veldheer, het zekerste onderpand voor gunstige resultaten in den
oorlog.
De geschiedenis leert voorts, dat alle groote veldheeren kenners
waren van het menschelijk hart; zij wisten rekening te houden,
zoowel met de kracht als met de zwakheid der menschen.
Laat ons ook in dit opzicht de spreuk van Napoleon I: „Modelez
vous sur eux!" in toepassing brengen.
Het is voornamelijk het voorbeeld der officieren, dat van besliesen-
den invloed is op den soldaat.
De officieren moeten daarom in gehoorzame, strenge plichtsver
vulling en opvatting uitblinken; hun kameraadschappelijke zin, ook
tegenover de minderen, moet het geheele leger bezielen. Overal
zij de officier het zinnebeeld van kalmte, het wezen waarin het
volste vertrouwen kan worden gesteld.
Individualiteit en nationaliteit, gevoelens van trotschheid en schaamte,
van eer en plicht moeten door de officieren worden benut, opgewekt
en levendig gehouden; hierdoor wordt het mogelijk, het gevoel van
menschelijke zwakheid in den strijd te overwinnen.
Hoe hooger men de zedelijke kracht van den soldaat opvoert, des
te gemakkelijker zal hij aan de eischen, die het gevecht stelt, kunnen
voldoen.
Nimmer spotte men met de godsdienstige overtuiging van onze
minderen, daar juist de godsdienst de meest ernstige gevoelens van
plichtbesef doet ontstaan.
Deze denkbeelden, ontleend aan zeer bevoegde beoordeelaars, en
die ongetwijfeld wel door ieder rechtgeaard officier ten volle zullen
worden onderschreven, kunnen niet genoeg ter harte worden geno
men, wil men althans de moreele vorming van den soldaat, en
daardoor het opvoeren zijner militaire waarde, ernstig ter hand
nemen.
Men kan niet zeggen, dat onze reglementen veel aandacht schenken
aan de moreele vorming van den soldaat. Wel is waar wordt in
den aanhef van het Reglement van krijgstucht en van dat op den
Inwendigeu dienst gesproken van „vaderlijkheid" en „welwillendheid";