18
„Sprak ik hiervoren bij ondervinding van de dienaten, welke men
van zulke bataillona te wachten heeft, hoeveel nadeeliger zal de tweespalt
nog niet werken op een leger, dat zoo zeer harmonie en tezam en-
werking noodig heeft, zal het in oorlog goed te bezigen zijn. De
aanvoerder zal dan dikmaals geparalyseerd zij a, ten minste niet met
die gerustheid ageeren, ala wanneer hij zeker is, men zich wederkeerig
en allerwege verstaat."
„Bataillons, als men naar Indië zenden wil, bestaan niet of zijn
ten minste niet beschikbaar bij het Nederlandsche legerze worden
dus eerst kort voor hun vertrek tezamengesteld. Ik zou haast
de vraag durven doen: is het dan wel te verwachten, dat ze als een
voorbeeld voor het Indische leger gesteld zullen kunnen worden."? (1)
Dit advies heeft na eene halve eeuw zijne waarde behouden. Hoe
menig officier dacht met eenige ondervinding in Europa, na aankomst
in Indië, spoedig op de hoogte van de toestanden aldaar te zijn!
Tegenover den generaal von Gagern bekende de generaal Cochius,
die in 1816 als kapitein op Java was gekomen, dat hem en ande-
reD, die onder Napoleon I hadden gediend, in den eersten tijd in
Indië de handen zóó verkeerd stonden, dat zij „geheel afhankelijk"
waren van de officieren, die vóór 1811 in Indië geweest waren. „Zonder
hen hadden wij ons niet weten te redden," schreef de generaal.
Ook het advies van den generaal-majoor van der Wijck verdient
te worden geciteerd. Het luidde o. m.
„Zoodanige bataillons zouden nijd, afgunst, ongegronde pretentiën
en een aantal moeijelijkheden bij het Iudische leger do9n geboren
worden, die thans niet bestaan, en dus het kommando zeer vermoede-
lijken."
„Neem ik daarbij in aanmerking, dat de Europeaan hier niet dan
na lange jaren eenigzints acclimatiseert of eene malaise verliest,
die de meesten in de eerste jaren deprimeert, vooral als de uit Europa
gekomenen, afgescheiden van het Indische leger, bij elkander blijven;
en herinner ik mij de geschiedenis van de Expeditionaire afdeeling,
(1) Monitor, Indisohe militaire belangen, Batavia, Bruining en Wijt, 187 5. Het stuk
is door den generaal Cochius zeiven geschreven. Beads in hst rapport der militaire
commissie van 1814 wordt de uitvoering van het onderwerpeljjk denkbeeld niet mo
gelijk geacht.