IETS OVER DEN 7oM A. MORTIER EN ZIJNE MENITIE. Oorspronkelijk waren de achterlaadmortieren bestemd ter vervan ging der coehoornmortieren, die bij de bergbatterijen waren inge deeld. Later, toen men den nieuwen vuurmond had leeren kennen, werd, wijl men inzag dat samenvoeging van kanonnen en de moeilijk te behandelen achterlaad mortieren in één batterij tot teleurstel lingen zou leiden, bepaald, dat die mortieren bediend zouden worden door vesting- en garnizoens-artillerie, ten einde, hetzij door paarden, hetzij door koelies gedragen, aan expeditionnaire colonnes medegegeven te worden. Doch ook van het dragen door paarden is afgezien, in de toekomst dus zal alleen het vervoer door koelies geschieden, zooals onlangs reeds plaats had bij de excursie naar Lepong; bovendien kunnen die mortieren te Atjeh of elders aangewend worden als positiegeschut in versterkingen of in de nabijheid daarvan. De reden, dat men in 1894 aan de colonne, die tegen Lombok zou ageeren, nog een batterij Coehoornmortieren toevoegde, waarvan de uitwerking zoo gering is, in stede van achterlaad mortieren, die toen reeds meer dan drie jaren in Indië waren, moet hoofdzakelijk gezocht worden in de ernstige gebreken, die destijds de Gr. K. van dien mortier aankleefden. Toen in 1886 drie proefstuks, respectievelijk wegende met blok 102; 73,5 en 57 Kg, naar Indië werden gezonden, bleek bij de beproeving al spoedig, dat van granaatvuur weinig heil te ver wachten was; de granaat toch drong, naargelang van het terrein, meer of minder diep in den grond, sprong daar, maakte een' trechter en de scherven bleven daarin nagenoeg bij elkaar; doch dit was niet het eenige; bij de kleine ladingen namelijk was de granaat niet stabiel genoeg in haar baan, kwam dan dikwijls met den bodem het eerst op den grond en sprong tengevolge daarvan niet.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 365