344 max mi urn invalshoek bij lading n°. 4 reeds 51° zijd, op 300 M 55°, op 400 60° op 500 M 75° enz. Hierdoor zou in alle billijkheid voldaan zijn aan den algemeen als wenschelijk gestelden eisch om met de mortieren in staat te zijn levende doelen, zelfs op korte afstanden achter borstweringen te treffenen wanneer men slechts vuurde onder niet te sterk gekrom de banen, 't welk, gelet op den grooten tophoek vaD den versprei dingskegel der kogels, dan ook niet meer noodig was, behoefde er ook geen vrees te bestaan voor onveiligheid van het voorterrein tevens konden dan de 3 kleinste ladingen vervallen, waarbij, zooals hiervoren reeds werd opgemerkt, het projectiel instabiel in zijn baan was. De proeven om een Gf. K. als bovenbedoeld op te sporen, konden hoogst eenvoudig zijn n.l. door bet centrale kanaal wat meer of min der op te boren, is de springlading, die een tophoek van 90° doet vormen, spoedig op het proefveld gevonden. Men zou natuurlijk een G. K. met nog grooter tophoek kunnen construeeren b.v. 120°, dus halve tophoek 60° en daardoor steiler invalshoeken verkrijgen voor de onderste (de werkzame) helft der kogels, doch dan zou b.v. bij een elevatie van 35° of meer een G. K., die in den klimmenden tak der baan springt, gevaar kunnen opleveren voor eigen bediening, terwijl ook niet vergeten mag wor den, dat met een vermeerdering van den tophoek eene vermindering van het aantal vulkogels der G. K. gepaard gaat. Als tophoek der G. K. werd dus 90° gewenscht geacht, terwijl niet anders dan onder 42° of minder elevatie gevuurd mocht worden, want halve tophoek-elevatie moesten steeds kleiner zijn dan 90°, om bij ontijdige springers de eigen bediening voor treffen te vrijwaren. "Weldra had men bij de commissie van proefneming te Batoe-Djadjar de springlading gevonden, die bij de rationeel kleinste lading (no. 4) aan G. K. een tophoek van ongeveer 90° gafspringstukken kwamen daarbij nooit achterwaarts van het springpunt terug. Nu moest nog onderzocht worden, of bij de minimum lading (no 4) de kogels, namelijk die van de onderste helft van deu verspreidings kegel, voldoende doorslagkracht bezaten. Daar het meten van de snelheid der kogels na 't springen der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 369