19 zoo geloof ik niet, eenig goed doel met zoodanige beschikking bereikt zal worden, en ben ik zeker, (en geloof ook, dat ieder, die den Javaschen oorlog als kolonne-kommandant heeft medegemaakt, in mijn gevoelen zal deelen) dat men driemaal meer dienst van, en veel minder sterfte bij de expeditionairen gehad zoude hebben, wanneer officieren en manschappen, als gewone suppletie uitgezonden, dadelijk bij de mo biele kolonnes of het Indische leger waren ingedeeld. Ze konden hier buitendien niets doen zonder eene geheele wijziging in de organisatie en toevoeging van Inlandsche troepenen dat zal bij alle Inlandsche oorlogen in dezen archipel overal hetzelfde blijven. Bij oorlog met eenen buitenlandschen vijand heeft men minstens een jaar tijd, om hetgeen waarover men beschikken kan, naar de behoefte daarvoor te organiseren en te instruéren. De meerdere kosten, welke zoodanige maatregel, door veelvuldiger transporten, enz. moet veroorzaken, zullen naar mijn oordeel veel nuttiger en op eene minder de eenheid stootende wijze tot verbetering van het leger aangewend worden, door jaarlijksche vereenigingen van een aantal troepen in eene van do drie militaire afdeelingen op Java, tot instructie in manoeuvres, den velddienst en in de ondersteuning der verschillende wapens." „Daarbij komt nog, dat zoodanig Europeesch bataillon geheel Europeesch zoude blijven, weinig van de taal leeren en ook weinig van de behoeften van den Indischen dienst, dat veel spoediger door dagelijksche noodwendigheid in praktijk komt bij hen, die bij de bestaande bataillons worden ingedeeld. Het heimwee, dat bij zoo danige korpsen, volgens ondervinding, altoos spoedig veld wint, wordt bij eene indeeling bij het leger in het algemeen ook vermeden." (1) Bestond er in Nederland na de terugkomst uit Indië van den generaal von Gragern geen plan, eene proef te nemen met het zenden van een bataljon infanterie naar Java met periodieke aflossing, het denkbeeld der hereeniging van de beide legers bleef d&arom bij het Ministerie van Oorlog niet tot de vrome wenschen behooren. Men gaf da^ir de hoop op die hereeniging niet op. Zoo luidde de considerans van het Koninklijk besluit van 29 Sep tember 1849, N°. 102 (zie „Recueil Militair" van dat jaar), gehoord (1) Monitor, Indische militaire belangen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 36